Ned /

Persoonlijkheid


Het begrip persoonlijkheid heeft betrekking op de kwaliteiten van een persoon die tezamen het karakter vormen zoals men dat noemt. Het vermogen of het probleem van een karakter - of een gebrek eraan - om vast te houden aan principes is de belangrijkste bepalende factor wat betreft het begrip van de persoonlijkheid. Het probleem van een persoonlijkheid die zwak staat in zijn principes wordt gevormd door het in strijd verkeren met de tegenstellingen of dualiteiten van de wereld. Het ego dat cultureel aangepast is maar afdwaalde van het natuurlijke principe van een integer zelfbesef, verkeert steeds in angst gevangen zijnde tussen de sociale, individuele vuren, materiële en ideële vuren van de tegenstellingen van de maatschappelijke dualiteit. Die dualiteit lijkt een onmogelijke keuze te bieden die doet denken aan het onvermogen van een zwevende kiezer om te kiezen voor deze of gene politieke partij. In dat brandpunt van onzekerheid bloeit de neurose van een ineffectieve persoonlijkheid individueel en collectief. Iedere pool van elk van de maatschappelijke tegenstellingen staat voor een of andere soort, of combinatie van, de essentiële burgerdeugden (zie ook: kiesgroepen). De deugdzaamheid van een persoonlijkheid wordt gekenmerkt door een definitieve keuze van integer zijn met de menselijke principes en waarden, met de artistieke en analytische uitdrukkingsvaardigheid die een mens eigen is, met de spirituele transcendentie, met de persoonlijke identiteit en met de maatschappelijke en individuele werkelijkheid van de velden van handelen.


De gedragswetenschap

De definitie van het idee van het hebben van een persoonlijkhied is een van de belangrijkste zorgen van de wetenschap der psychologie. De gedragsmatige definitie in psychometrische zin komt neer op de zogenaamde 'Grote Vijf' van tweeledige dimensies die van belang zouden zijn in het in praktisch opzicht voorspellen en beoordelen of meten van de persoonlijkheid m.b.v. de psychologische test. Een allesomvattende persoonlijkheidstheorie ontbreekt echter in deze tak van de burgerwetenschap, net zoals dat in de einsteiniaanse natuurkunde het geval is met het ontbreken van een verenigde veldtheorie. De Grote Vijf bestaan uit de volgende dualiteiten:

  • 1 - Introversie versus extraversie - men is uitgaand van initiatief en het genieten van het voordeel van de twijfel of men is niet of in mindere mate zo.
  • 2 - Emotionele stabiliteit versus instabiliteit - men voelt zich al dan niet gehinderd door episoden waarin de emoties overheersen hetgeen ten koste gaat van iemands redelijke functioneren.
  • 3 - Conventionaliteit versus openheid - men is gehecht dan wel niet zo gehecht aan conventies in een gesloten hermetische geest die niet openstaat voor invloeden van buitenaf.
  • 4 - Precisie versus slordigheid - men is netjes en precies tot op het punt van een dwangneurose of anders is men min of meer chaotisch bezig en onverschillig tot in het andere uiterste van een psychose.
  • 5 - Vriendelijkheid versus onvriendelijkheid - men is sociaal, voorkomend en aangepast zonder dat men een bedrieglijke sociopaat is, ofwel is men zelfzuchtig en onsympatiek zonder dat men een manipulatieve psychopaat is die steeds de controle wil hebben.

Het basisprobleem van de gedragswetenschap.

Het probleem met de psychologische benadering bestaat uit het onvermogen menselijke waarden toe te passen op deze 'Big Five' dimensies. Waardebepalingen in de gedragswetenschap ziet men als iets onwetenschappelijks in een agnostische, socratische benadering die wordt gezien als een voorwaarde voor de gezonde open geesteshouding die nodig is voor een praktiserend psycholoog om met cliënten te kunnen werken in een therapeutische setting waarin men mensen niet veroordeelt. Aldus is het moeilijk om tot een allesomvattend begrip te komen dat de persoonlijkheid omschrijft die gezond zou zijn. Gezondheid in de zin van het hebben van een karakter kan men integratie noemen echter, het vermogen van de persoon om verschillende visies te combineren en kwaliteiten in een samenhangende geestesopvatting. De mate van integratie bepaalt de kwaliteit van een persoonlijkheid, de mate waarin een persoon zelfverwerkelijkt is, gerijpt is, geëmancipeerd is of ontwikkeld. Het in filognostische zin uitgaan van het integratiebegrip in dit opzicht, leidt tot een zekere waardebepaling en alomvattendheid in relatie tot het emancipatiebegrip of de zelfrealisatie.


De filognostische visie om de dualiteit te ontstijgen

De filognostische visie op de persoonlijkheid is er een die de integratie waardeert boven dat wat voor een persoon de corruptie inhoudt van een verkeerd idee van middelen en doelen aan de ene kant, en zotheid of een niet gelijkgericht zijn wat betreft het bepalen van het levensdoel en het streven naar of werken voor een zeker doel of een bepaalde visie anderzijds. Er niet in slagen om tot integratie te komen mag men materialisme noemen ofwel het verwaarlozen van de spirituele praktijk, de principes en de waarden. Het is de bedoeling van de filognosie om aan de fundamentele dualiteit van de wereld te ontstijgen en aldus een betere greep op het leven te hebben. Het gaat er dus niet om van het mannelijk of vrouwelijk geslacht te zijn, om van de laterale seriële linkse of van de parallelle rechtse functie van het brein te zijn, niet of je links of rechts georiënteerd bent in de politiek, noch gaat het erom om de belangen van de tijd en de ruimte van elkaar te scheiden zoals de standaardtijd doet, en het gaat er ook niet om dat je afwachtend bent dan wel van een exclusief uitgaande aard, niet dat men in conflict verkeert met zijn gevoel en verstand, niet dat men vecht tegen de groepsgeest noch tegen de individuele vrijheid en ook niet om het redeneren terwille van de meerderheid of om het tot stand brengen van een elite. De positie van het niet gevangen zijn in de dualistische strijdvraag van de wereld aldus beschreven vormt het geheim van het persoonlijk geluk en de zelfverwerkelijking. Een slecht geïntegreerde persoonlijkheid zal ellendiger zijn met de materialistische strijdvraag dan een geïntegreerde persoonlijkheid die spiritueel verenigd is. De geïntegreerde persoonlijkheid zal een gezond idealisme koesteren aan de ene kant, en dat combineren met een menselijk belangstellen in tradities en maatschappelijke zekerheden aan de andere kant. De geïntegreerde persoonlijkheid wordt gekenmerkt door natuurlijkheid en gelijkmoedigheid in het evenwichtig zijn met de velden en de deugden.


Filognostische integratie van de 'Big Five'


Wat betreft de grote vijf houdt het filognostisch beschrijven van een persoonlijkheid het volgende in:

1 Introversie versus extraversie

Het ligt in de bedoeling van de filognosie om extravert te zijn. Extraversie vormt de essentiële kwaliteit van de persoonlijkheid. Het zetelt in het frontale gebied van de hersenen en is geassocieerd met persoonlijkheidsconflicten in dualistische strijdigheid. De dualistische strijdigheid kan leiden tot persoonlijkheidsstoornissen in de pathologische sfeer zoals schizofrenie en neurose, een afwezig zijn of gestoord zijn van de activiteit van het frontale brein. Introversie is goed voor iemands meditatie, maar een expliciet respect en een uitgebalanceerd leven met de burgerdeugden en de velden van handelen vereisen een zeker uitgaand initiatief dat de positieve sociale waardering van de introverte persoonlijkheid in de weg staat. Introversie maakt deel uit van de meditatieoefening, maar moet tegenwicht worden geboden met uitgaande activiteiten teneinde te kunnen spreken van een gezonde, filognostische integratie en emancipatie van de persoonlijkheid.


2 Emotionele stabiliteit versus instabiliteit

In de wetenschap van de yoga wordt het komen tot de bovenzinnelijke positie gezien als de enige manier om emotionele stabiliteit te bereiken en niet begoocheld te zijn. Dit wordt filognostisch geïntegreerd met een gezonde politiek wat betreft emoties in het algemeen. De gevorderde filognost heeft zijn emotionaliteit geregeld middels de zang en de mantrameditatie. Aldus heeft hij ze onder controle in een geregelde gewoonte van zich verhouden tot de ideale positie der transcendentie. De actieve praktijk van een zekere emotionaliteit op een geregelde manier - of zelfs in een ceremoniële zin - vormt het kanaal voor het uiten en beheersen van de emoties. In het zich verhouden tot het filognostisch ideaal zijn er verschillende gemoedsgesteldheden die de emotionele staten omvatten die men kan ervaren in het vorderen op weg naar een betere integratie. Men kan dan 1) neutraal, 2) dienstbaar, 3) sympathiserend, 5) ouderlijk verzorgend en 6) amoureus zijn met de zonzijde van zijn zelfverwerkelijking en zijn duurzame dienstbaarheid aan het voorbeeld van een ideale verpersoonlijking. Maar men kan ook aan de minder stabiele, meer duistere verborgen zijde van zijn persoonlijkheid 1) ambitieus, 2) humoristisch, 2) jaloers, 3) boos, 4) ontzet, 5) vol van weerzin en 6) verbijsterd of verbaasd zijn. Al deze staten worden beschouwd als zijnde gezonde emoties van een geëmancipeerde persoon die er als een basiskaraktertrek gebruikelijk een of meer van deze favoriete gesteldheden op nahoudt in dezen. Vedisch definieert het de zogenaamde svarûpa, de oorspronkelijke aard van dienstbaarheid van een persoonlijkheid. Realisatie van de svarûpa is het doel van de zelfverwerkelijking.


3 Conventionaliteit versus openheid

Terwijl men gehechtheid filognostisch houdt voor een struikelblok in de zelfverwerkelijking is anderzijds trouw aan de tradities een kernwaarde. Zonder een zeker respect voor het verleden zal het moeilijk zijn om een toekomst te hebben aangezien de toekomst gewoonlijk bestaat uit wat zich voortzet vanuit het verleden. Zo worden dan tradities op prijs gesteld. Maar de openheid anderzijds wordt in dit opzicht begrepen als het vermogen van de traditie en de behoudende geest ermee om collectief en individueel van zelfkritiek en hervorming te zijn. Zonder het zuiveringsthema van dit respect is er geen vooruitgang mogelijk en dus ook geen kans om de niet rechtschappen uitwassen aan te pakken die ieder systeem ten gevolge heeft als een gevolg van burgerlijke gehechtheden. Samenvattend komt men deze dualiteit van conventionaliteit en openheid in een persoonlijkheid te boven bij de genade van een hervormingsgezinde traditie, hetgeen een andere manier is om de feitelijke strekking van de filognostische progressiviteit onder woorden te brengen: het betreft een aanpassing van de zesvoudige filosofie van India aan christelijke, gnostische inzichten, aan een islamitisch respect voor de natuurlijke orde, en aan een chinees/japanse houding van reflectie in de filosofische tradities van het (zen)boeddhisme, het shintoïsme, het confucianisme en het taoïsme.


4 Nauwgezetheid versus slordigheid

De filognostische benadering is nogal methodisch en analytisch maar gaat de schaduwzijde ervan tegen door een juiste zin voor de logica en de causaliteit. Alle intelligentie is structuurgezind, of ze nu in meditatie afgekeerd is van of in een materiële visie erbij betrokken is. Meditatie werkt alleen maar goed als het volgens een bepaald plan uitgevoerd wordt. Ook is het moeilijk om illusie tegen te gaan zonder enige nauwgezetheid of precisie (zie b.v de Tempometer). Niettemin ziet men het duidelijk voor zich dat gebonden aan de valse orde van een cultuur die zich heeft afgekeerd van de natuurlijke orde in respect voor de wetmatigheid van de tijd, de ether (de ruimte) en de materie, er onvermijdelijk een vals begrip van orde, punctualiteit en juistheid is alsmede een probleem om tot integratie te komen. Deze negatieve valsheid van de culturele persoonlijkheid die afdwaalde van de natuurlijke orde en wetenschap van het zich innerlijk verenigen (yoga) wordt eenvoudigweg als square en burgerlijk gezien of van een nep- en tijdelijk geluk. Dus omvat de ideale integriteit van de persoonlijkheid nauwgezetheid, maar dan samengaand met een niet-illusoire achting voor de natuurlijke orde zoals die is en de persoon, en niet zoals de zaken door menselijk handelen zijn geschapen of worden ervaren in iemands psychisch gestoord zijn.


5 Vriendelijkheid versus onvriendelijkheid.

Vriendelijkheid bestaat uit de liefde om menselijk te zijn en vormt een positieve waarde die de gezonde persoon karakteriseert. De culturele persoon verkeert echter voortdurend in moeilijkheden vanwege een autoriteitsconflict tussen het gezag van de natuur en de cultuur. Aldus is de persoon individueel en collectief chronisch neurotisch in zijn ineffectiviteit van in twijfel verkeren over wie hij/zij dan wel niet zou zijn en wat of wie hij/zij behoort te dienen. Aldus is de gerijpte helderheid van de zelfbeschouwing in de psyche verstoord en is het moeilijk om tot respect te komen voor klassieke leringen en leraren. Vanwege dit conflict raakt alle energie die een persoon ter beschikking staat om een betere persoonlijkheid van kwaliteit te zijn in beslag genomen, er is dan geen synergie of sociale integratie. De persoonlijkheid is aldus niet in staat om aardig te zijn, of van de goedheid te zijn, om meegaand en tolerant te zijn, of om van rede en medeleven te zijn. Met andere woorden, de cultuur raakt uitgeput haar synergie verliezend en alle mensen worden min of meer uit de veeleisende, zielloze instituties ervan weggeknepen. Door deze verstoring van het letterlijk hebben van een slechte (standaard-)tijd mist de persoonlijkheid het vermogen om contact te leggen met anderen en uitgaand, stabiel, open en natuurlijk juist te zijn zoals uiteengezet in het bespreken van de voorgaande vier dualiteiten. Om die reden schiet de persoon tekort in zijn integriteit, is het gezonde ego gecorrumpeerd in het afgekeerd zijn van de geest en de ziel, en is de intelligentie gevallen en de weg kwijt. De persoon raakt bijgevolg uiteindelijk gemangeld in een verziekte en vervreemde staat, of is anderszins gecompromitteerd met misdaad en andere individuele en collectieve ontsporingen.


Conclusie

De conclusie luidt dat de integriteit van een persoonlijkheid afhangt van het vermogen om de menselijke waarden in de gaten te houden in een gepast, d.w.z een natuurlijke, getimede controle over alle velden van handelen. Terwijl religieus de persoon wordt geïdealiseerd in het voorbeeld van de Hoogste Persoonlijkheid van een godheid, profeet, filosoof of Heer in den vleze, is de gepolitiseerde samenleving anderzijds, met een gebrek aan synergie van een gevallen staat van moreel verval zijnde, aan het corrumperen in zijn institutionele controle wat betreft een juiste balans van een natuurlijke tijdsindeling. Met de standaardtijd vervreemd van de natuurlijke tijd is ook de relatie en het bewustzijn van de ether verstoord en werkt op basis daarvan de integratie van de kennis, de filognosie, niet goed. De normale persoonlijkheid komt zo dan in verlegenheid omdat hij het respect moet ontberen dat hij nodig heeft in de verschillende velden van handelen. Maar een natuurlijk gezonde persoonlijkheid die van de filognosie is, is gelijkgezind en verenigd van een emotioneel stabiele extraversie die hervormingsgezind is met tradities in een gematigde nauwgezetheid met de tijd van de natuurlijke orde zodat er genoeg synergie is om vriendelijk en sympatiek te zijn terwille van een aangename samenleving van rechtschapen en gelukkige burgers.


Vedische referentie

  • Purusha - de definitie van de persoon in vedisch opzicht.
  • Rasa - gezonde emoties in de geest van de hervorming.
  • Svarûpa - het eigenlijke karakter van dienstverlenen overeenkomstig de vedische orde.

Zie ook

Extern:

Categorie: Definities | Nederlands


Deze pagina werd sedert 14 dec. 2007 keer bekeken.