Definities van filognostische termen
"Door te
analyseren hoe de verschillende onderdelen en beginselen van de
spirituele kennis samenhangen en in strijd verkeren, hoe ze ontstaan en
weer verloren gaan, moet men de aandacht er steeds bijhouden totdat de
geest zijn vervulling heeft bereikt." (S.B. 11.29: 22)
(w):
aleen
beschikbaar
in
de Game of Order Wiki
"Snappen, kappen
en eruit stappen"
Zie ook de filognostische gids of de gids
checklijst (een snelle
referentie plaatje voor plaatje) voor de interrelaties tussen de termen
en de definities pagina van de GameWiki.
Apollinische waarden. eng: luciditeit, rust en rationele,
intellectuele onthechting. Uitgebreid (spiritueel/vedisch): waarheid,
eeuwigheid, gelukzaligheid, schoonheid, goedheid en bewustzijn.
Eveneens geassociëerd met ordelijk en zonder te wedijveren
bestaan. Filosofisch: de samenvattende term voor al hetgeen in
wereldbeschouwing, levensleer en kunst de kenmerken draagt van het
stabiele en evenwichtige intellect, voor al wat streeft naar orde en
harmonie. Waarden geassocieerd met de griekse god Apollo. Tegenhanger:
de dionysische waarden, het hedonistische levensgenieten (zie Wikipedia en een artikel).
Bede: Een filognostisch gebed is een mantra, ofwel
een klankvibratie ter bevrijding van de geest. De meest primaire mantra
die geldt voor iedere taal en dus ook voor de filognosie is de klank AUM, de oerklank die alle andere
klanken verenigt. Het basisgebed van de vedische reformatie in de
filognosie zegt: 'waarheidlievend (satya) in mededogen (dayâ),
boetvaardig
(tapas) trouw zijn in reinheid (s'auca)'. Dit
is in het Sanskriet de formulering overeenkomstig de regulerende
beginselen van het zich verenigen in de yoga
met de z.g. vidhi. Filognostisch luidt het dan: (zie ook: logo,
afbeeling):
Laat vrede met de
natuurlijke orde (pax)
over de wereld heersen in respect voor de waarheid
(veritas),
alles in matiging delend met een ieder
(temperantia),
trouw aan de zaak der eenheid (patria).
- Andere filognostische
gebeden zijn de grote verzen (groot: zowel individueel als
samen, als in stilte en hardop te doen):
Met de ether, met de tijd,
met elkaar zo bevrijd.
Samen zingen, luisteren, eten,
praten uitgaan, werken weten.
Goed afwegen, feiten
waarheid,
snappen kunst, als één erboven,
ken de Beste, spreek in vrijheid,
alle zes, wil ik beloven.
De meditatie-mantra
voor de ether (uitgesproken als men yoga-oefeningen doet):
'Aum..., aarde, de ether,
de hemel;
dat vitaal dat bidden wij;
de genade van God voor iedereen;
denken zuiver in harmonie.'
En het etensgebed,
uit te spreken voordat men gezamenlijk de maaltijd gebruikt:
"Dit lichaam dat op zich
niets weet,
de zinnen zinloos in het zweet.
De ziel overdekt door lusten het eerst,
de eetlust is dan niet beheerst.
De tong zo is van heel het lijf,
het lastigst te doen dat staat buiten kijf."
"Zo goed voor ons o Lieve heer,
gunt U dit eten telkens weer.
Zelfbeheerst dan nu deze tong bedaard,
dit eten nu door ons aanvaard.
Uw goedheid danken wij dit al,
de dank die van U twee zijn zal.
Ere Zang, ere Steeds,"
"Met de ether met de tijd,
met elkaar zo bevrijdt.
Samen zingen, luisteren, eten,
praten, uitgaan, werken, weten!"
- "Het eten van de Liefde!"
- "Cakra!"
Filognostisch hertaald vanuit de vedische vaishnava versie)
Luister naar dit gebed in
MP3: Etenslied.
De vedische referentie voor
de laatste mantra is de zogenaamde Gâyatrî-mantra.
Zie verder de indiase bhajans en
de filognostische samenzang voor meer verzen.
Bevrijding: verlossing, het doel van de geestelijke
oefeningen. Vaak geassociëerd met het begrip verlichting. Terwijl
verlichting het (soms plotselinge) resultaat is van onthechting (denk
aan "een zucht van verlichting" als iets van je afvalt) heeft
bevrijding een ruimere betekenis in de zin van ook nog komen tot een
idee van dienstbaarheid aan datgene wat de verlichting bewerkstelligt.
Waar verlichting bij gebrek aan formulering van wat er voor de last in
de plaats komt een gevaar van psychische ontsporing in zich houdt wordt
bevrijding als een hoger doel gezien omdat ze het idee van dienst aan
het ideaal, God, de ziel, de Orde of de gemeenschap insluit. Het begrip
bevrijding heeft vooral betrekking op het realiseren van een dienstbare
relatie op het geestelijk vlak. Op het materiële vlak spreekt men
van gehechtheid als dat niet is onderworpen aan het geestelijk doel
(b.v. t.v. kijken uit 'liefde voor de medemens' kan een bevrijding
zijn, mits men op geestelijk gezag ook een dagje nee kan zeggen tegen
die afstandelijkheid.).
Bewustzijn: staat van zijn; gewaar zijn van verschil.
Men is op een zekere golflengte, met een zekere tijd-modus of een
paradigma (een denkmodel) gewaar met een manier van onderscheid maken
of differentiëren die afhankelijk is van de kennis van het zelf
(identificaties), het lichaam (relaties) en de cultuur (vertoog). (afb.) Filognostisch spreken we van een cultureel
en een natuurlijk bewustzijn: cultureel een relatief en instabiel,
materialistisch bewustzijn dat op basis van materiële motieven de
tijd manipuleert, en natuurlijk een meer absoluut bewustzijn op basis
van het respect voor de in de hemel waargenomen orde van de zon, de
maan en de sterren (zie ook cakra-orde).
Men kan ook spreken van
egobewustzijn en zielbewustzijn. Egobewustzijn is een vorm van onbewust
zijn dat typisch is voor een beperkte visie
(darshana) gebaseerd op een enkelvoudige logica. Het bewustzijn van de ziel is meer filognostisch van al de verschillende vormen van logica tezamen. Het
bewustzijn in de zin van een bewustzijn van de Absolute Waarheid van de
wetmatige natuurlijke orde kenmerkt zich door evenwicht - het evenwicht
tussen de basisvisies (guna-avatâra's, zie ook geaardheden) en de graden van ervaring of betrokkenheid (adhikâri) - en wordt
traditioneel vermeld in combinatie met de kwaliteiten van het constant
of eeuwig zijn, en het gelukzalig zijn. Bewustzijn, eeuwigheid en
gelukzaligheid (vedisch: sat-cit-ânanda) vormen
traditioneel de drie basiskenmerken van de ziel
(âtmâ). Het bewustzijn van het ego
bestaat uit een beperkte vorm van logica die valt onder een enkele dualiteit van religieus versus
wetenschappelijk denken waar men niet zonder meer de gelukzaligheid
vindt die stabiel is en natuurbewust. Andere visies als het spirituele,
politieke, filosofische en analytische denken worden dan weerstreefd
als zijnde primitiever, zweveriger, materialistischer, speculatiever, of zondiger en dergelijke.
Het egobewustzijn komt meer overeen met het materialistisch bewustzijn
dat we hierboven ookwel het cultureel bewustzijn hebben genoemd. Het is
een bewustzijn dat - modern/postmodern - niet stabiel is en gekenmerkt
wordt door een psychologisch tijdbeleven of door de neurose van een bewustzijnsprobleem. Het bewustzijn van de ziel is meer het natuurlijke bewustzijn van een
zelf in wijsheid dat ruimte biedt aan al de verschillende vormen van logica, causaliteit, en intelligentie met
inbegrip van het ego dat dan niet meer vals (ahankâra)
of
materieel
in
de
dualiteit gevangen heet te zijn. In schema zien de
twee vormen van bewustzijn er zo uit:
Bewust of
Onbewust?
Op basis van dit schema wordt
duidelijk dat de ziel
als het bewuste zelf
van de regulerende
beginselen (vidhi)
gevonden wordt als er evenwicht (de blauwe velden) en integratie (al de
velden wit en blauw) bestaat in de drie basiswaarden van het goddelijke
van de eeuwigheid, de gelukzaligheid en het bewustzijn. Is men van de ziel, dan noemt men zich bewust. Is men van het
ego (de witte velden) dan noemt men dat repressief, onbewust, vernauwd,
reductionistisch of minder bewust. De filognostische integratie van de
afzonderlijke visies vormt dan het evenwicht, het bewuste van de
volledigheid van de ziel die in alle visies gelijkelijk aanwezig is als
de stille getuige in het hier en nu met de (in het blauw) genoemde
kenmerken. Waar het dus op aankomt in de zelfverwerkelijking - of het
in emancipatie ontwikkelen van het bewustzijn - is de
juiste vervulling met iedere graad of met ieder
stadium van de ontwikkeling van de ervaring te vinden met de
bijbehorende basisvisie.
- Het zelf
(psychoanalytisch: het es) vindt zijn vervulling in het
onpersoonlijke van de natuurlijke waarheid en is dan stabiel of eeuwig.
In het principe is het zelf spiritueel maar niet stabiel en in de
politiek is het zelf ook niet op zijn plaats of van bewustzijn wat
betreft de persoon.
- Het ego in cultuur gebracht als een vorm van wetenschap of
religie geeft een ik-besef dat zijn vervulling vindt in de
gelukzaligheid van het principiële
dat de werkelijkheid van de ziel fundeert. In de wetenschap met zijn
paradigmatische strijd en onzekerheid vindt het ego in het
onpersoonlijke niet echt de voldoening van het evenwicht en persoonlijk
opgevat wordt het ego een religie die niet direct strookt of vrede
heeft met andere ego's in dat verband (analytisch is het dan: superego).
- De wijsheid is het best op zijn plaats in het persoonlijke
omdat het dan een bewustzijn oplevert dat zowel bovenzinnelijk als concreet herkenbaar in de materie zijn
plaats en zin heeft. Samen met het onpersoonlijke zelf dat eeuwig is en
het gelukzalige ik-besef dat principieel is, is dan het bewustzijn volkomen of filognostisch (âtmatattva, van de liefde
voor de kennis of van de werkelijkheid van de ziel).
De
wijsheid
onpersoonlijk
opgevat
wordt een eindeloze filosofische
discussie van waarheden, feiten en meningen die, ondanks zijn
stabiliteit, steeds op zoek is naar zijn volkomenheid en integriteit.
Naar het principe kan men met de wijsheid veel analyseren maar is ook
dan, ondanks de in de meditatie gevonden
voldoening,
de
integratie
ervan
de vraag omdat steeds het ego van de
ene analyticus botst met de andere (de schoolstrijd). Er is in de
analyse niet zomaar respect voor de integriteit van de kennis, ofwel
voor de persoon.
Wat betreft de integratie van
de ziel in de
filognosie is het ook waar
dat verstoken van geluk en stabiliteit de wijsheid die men leeft al te
persoonlijk is; dat verstoken van bewustzijn en stabiliteit de
gelukzaligheid van een principieel ego is dat niet verder komt dan de
morele les; en dat zonder het bewustzijn van de persoon en de
gelukzaligheid van het principe de stabiliteit onpersoonlijk en in
feite een volkomen droog, materieel zinledig zelf is. Zo wordt
duidelijk dat er met de visies in combinatie met de kwaliteiten van de ziel alleen echt sprake is van een alomvattende
filognostische intelligentie die
door transcendentie vrij is van een vervreemding die het
resultaat is van vals ego of identificatie, als de integratie van die
filognosie via de verschillende niveaus tot stand komt middels het bestrijden van de hypocrisie of de illusie van het egoïsme van ieder van de twaalf vormen van
bewust/onbewust zijn.
Zie verder ook onder materialisme en veldcorruptie.
Burgerdeugden: de regulatie van de lust, het geld, de
religiositeit en de bevrijding in het dienen van de filognostische
zaak, in samenhang met het evenwichtig zijn met de orde van de tijd in
de velden van handelen.
- De lust:
als een jong volwassene, maar ook later, bestrijd je het gehecht zijn
met regulatie, in achting voor de orde van de tijd; het verlangen, de
lust, de seksuele gehechtheid overwin je geleidelijk aan middels
regulatie. In het vrijwillig aanvaarden van de frustratie van de lust,
heeft men zoals gezegd een geest van boete nodig.
- Het geld: het
verlangen naar geld wordt afgeroepen door de economie. De samenleving
belast de geldverdiener en dwingt hem ertoe zich verantwoordelijk te
gedragen met de ruilmiddelen. Geld en verantwoordelijkheid, middel en
doel, moeten gekoppeld. Geld vormt een last, een verantwoordelijkheid
welke, zoals ook Jezus dat bevestigde, een ernstige hindernis kan
vormen in je gang naar de hemel. Dus is dit gereguleerd. In de bijstand
mag je niet meer dan zoveel bezitten, met een eigen zaak mag je niet de
belasting ontduiken en met een salaris moet je er voor oppassen dat je
hypotheek niet te hoog uitvalt. Aldus bekommert men zich gepast om de
materiële behoeften en verlangens.
- De religiositeit:
ook is er de religie om je op te linken en je helpen te herinneren aan
de schriftuurlijke waarheid die je geneigd bent te vergeten in je
materiële bestaan. Hou je focus is de boodschap in de vroege
stadia van de emancipatie. Ook het opdragen van de arbeid aan de zaak
der transcendentie vormt een belangrijke richtlijn.
- De bevrijding: het
baatzuchtige ego kan haaks staan op de geestelijke motivatie, en daarom
is er het zich verenigen in het werken voor het goede doel als een
vrijwilliger. Ten minste een deel van je tijd moet je eraan besteden,
alleen maar om de poort naar de hemel open te houden en gemotiveerd te
blijven terwille van de levensvreugde die je deelt met alle levende
wezens. Maar die bevrijding houdt dus ook in het bewust tegengaan van
het tijdsysteem van geld verdienen en conflicten hebben in politieke
tegenstellingen.
De burgerdeugden alzo, van
het reguleren van de lust, het geld, de religie en de bevrijding,
werken enkel progressief als men de eigenlijke orde in gedachten houdt.
De religie biedt de cultuur, de traditie der heugenis, de bevrijding
biedt de oorspronkelijke orde van de natuur en de menselijkheid, van de
filognosie dus, als een keuzemogelijkheid daarnaast, die men dan van
dienst moet zijn als men ook, dan wel uitsluitend, onbaatzuchtig zijn
bijdrage wil leveren in de samenleving. Als je dat niet doet zal je een
slachtoffer zijn van de moderne neurose met al de psychische symptomen
van een lage zelfwaardering, onbeheerste emoties, angsten en wat al
niet. Over het algemeen is het goed om in gedachten te houden dat de
hindernissen van de cultuur (seks geld, vergeten en ego), van de natuur
(de geaardheden, het klimaat, rampen) en als gevolg van je eigen gebrek
aan discipline (je ongeloof, je psychologie) moeten worden overwonnen.
De regulatie in de tijd
ervan in de velden van handelen: Deze regulatie in de tijd van de
burgerdeugden, vindt, in samenhang met de regulerende principes, plaats
in de B, P, C and S-velden van handelen.
Vrij ondernemen
• 1) B (van business
-
artha). De economie wordt geregeld met het zakelijk veld
dat een kwart van je leven beslaat: zes uren werk, zes dagen van de
week, leveren praktisch gesproken een zesendertigurige werkweek op
waarvan we er achtenveertig in een jaar hebben. De B-dagen die extra
staan aangegeven op de maankalender zijn er ter contrastering van de
S-dagen van je verenigingsleven. Op deze B-dagen kom je samen om
praktische zaken te bespreken in de zakelijke sfeer of, als je op
jezelf bent, je te verdiepen in deze of gene praktische kwestie.
Het privébelang
•2) P (van privé
-
dharma). De religiositeit is er vervolgens als een individuele,
dagelijkse plicht om je te verzekeren van de kwaliteit van je
persoonlijke leven welke gedekt wordt met het privéveld
waarin men:
a - zorgt voor zichzelf voor de duur van
zes uren actief zijn per dag,
b - waarin men zorg draagt voor de eigen
aard en het lichaam met het zes uren slapen per dag en men
c - zorg draagt voor de persoonlijke
meditaties losstaande van de omgang die men heeft in de vereniging, de
kerk, de moskee of de tempel.
De religiositeit bestaat uit het talent je oorspronkelijke aard en
verantwoordelijkheid terug te vinden. De natuur en de natuurlijke tijd
is de vorm van God die je aanbidt in de privésfeer. De meeste
mensen mediteren op de tv om een hart te hebben voor de verhalen van de
wereld en betrokken te zijn met wat er gaande is. Er komt niet veel ego
bij kijken, men mediteert op de universele gedaante van de Heer
zogezegd in de vorm van Zijn diversiteit in de wereld, met in het
achterhoofd de stille hoop dat de lieve persoon van God zijn tweearmige
gedaante voor je zal manifesteren als je vriend in de strijd des
levens. Men is bevrijd, vindt zijn toewijding, in het hierna besproken
S-veld van de club van je voorkeur, maar men vindt verlichting in de
privésfeer waarin men de verantwoordelijkheid voor zichzelf
aanvaardt en men afstand neemt van de wereld. Dit kan alleen stabiel
worden gerealiseerd bij de genade van de controle van een klok die op
de zon is ingesteld (zie de tabel achterin zowel als de tempometer op
theorderoftime.org). Zonder dat zal het karma-tijdsysteem dat je in je
opneemt middels de tv en de politieke treintijdenklok je te pakken
nemen met een soapserie b.v. of een film die je te laat nog uit wil
kijken. De tv is een communicatiemiddel met vele voordelen, maar kan
ook, de cycloop zijn, het monster, dat je opsluit in huis - zoals
Odysseus was opgesloten in de grot - in een vals idee van eenheid, van
vervreemding, eenzaamheid en illusie. Aldus kan je dit
privébelang uitleven voor maximaal zes dagen per week, maar de
zevende dag moet je van respect zijn voor het C-veld van de sociale
cakradagen.
Gehuwde mensen moeten er
voor zorgen dat ze ten minste één avond vrij maken om een
goede tijd te hebben met het gezin en vrijgezellen moeten ten minste
één dag in de week een avond thuis doorbrengen met een
vriend of vriendin, een verwant of een ander vertrouwd iemand of, het
zonder hen stellend, ten minste de tv één dag afzetten om
tijd voor zichzelf te vinden in een innerlijke vereniging met behulp
van een goed boek b.v. Dit zijn de P-dagen op de cakrakalender die
nimmer samen vallen met de C-dagen van het de stad ingaan. De
cakrakalender is de kalender die de orde van de maan geprojecteerd op
de zonnekalender weergeeft. Ook moet je op de vijftiende dag dit veld
behartigen maar dan zonder het materiële ondernemen van het
verrichten van arbeid. Dit is een dag van extra studeren en vasten in
de privésfeer waarop je met je schema's terugschrikkelt
naar de dynamiek van het universum. Doe je dat niet dan ligt je
levenstempo te hoog t.o.v. de orde van de maan met 52 i.p.v. 48 weken
in het jaar.
Vrije associatie
• 3) C (van cakra
-
kâma). Vervolgens spaar je je vakantiedagen niet op tot een
'dertiende maand' van vier weken waarin je dan luiert op een
buitenlands strand aan het eind van het jaar dat je werkte. Deze afdeling
van
de
lust van een natuurlijk, ongeregeld bestaan vrij van
culturele dictaten, wordt geregeld met de zevende en de veertiende dag
van de cakrakalender. Ze zijn ongeveer ingesteld op de orde zoals
we die hadden met de afgeschafte romeinse, juliaanse kalender met zijn
signaaldagen van een solaire ides, kalends en nones. De cakradagen of
vakantiedagen gespreid over het jaar zijn er voor de regulatie van je
lusten. Je gaat zogezegd met de hond wandelen in de stad en laat het
beestje op een natuurlijke manier zijn rondje snuffelen. Dit bouwt en
onderhoudt de gemeenschapszin en zo maak je dan met de sociale
cakradagen vrienden.
Spirituele associatie
• 4) S (van spiritueel
-
moksha). De bevrijding is tenslotte geregeld met de maankalender
op de signaaldagen van de astronomische maanfasen die contrasteren en
nooit samenvallen met de specifieke B-dagen ervan. Op deze spirituele
en/of sportieve S-dagen in het clubveld maakt men een studie
van de fixaties. In de vorm van boeken en liederen, maar ook in de vorm
van verenigingen als de sport van je voorkeur, acht men de rituelen van
de gefixeerde routines die men er op nahoudt met het oefenen van het
respect; het respect dat nodig was om terug te keren naar het begrip
van de ether dat werd vastgelegd door de spelregels, het heilige boek
of een andere fixatie, zoals b.v. een vaststaande wandelroute. Aldus
ben je bevrijd van alle materialistische beslommeringen, aangezien je
het niet waagt op deze dagen om toe te voegen aan, iets te veranderen
of het elders te zoeken. Maar vergissingen mag je altijd rechtzetten.
Dit zijn je feitelijke zondagen van niet naar je werk gaan voor het
geld of om een ander resultaat te behalen. Je maakt je er dan alleen
maar druk over om samen te komen om je te herinneren hoe het allemaal
behoort te zijn in het dharma, de oorspronkelijke plicht naar de aard
van de ziel, in het met de moksha bevrijd zijn van dat karma, de last,
het kruis dat je draagt in het zakelijke veld.
In het kort stellen we: het
zaken- en verenigingsleven brengt met de maan de deugd van de belangen
van het financiële en de bevrijding in evenwicht; en het private
en het sociale egobelang brengt met de zon het deugdzaam zijn met de
belangen van het religieuze en het lustmatige in evenwicht. De
vijftiende dagen zijn er om te vasten en te studeren en de
tweemaandelijkse schrikkeldagen om feestelijk te zijn. Je normale
werkdagen moeten, zoals ik al zei dus, in evenwicht worden gebracht met
het voor de duur van twaalf uren actief zijn voor jezelf en voor
anderen en een gelijk aantal uren van rusten en mediteren voor de
andere helft van de dag. Als je niet zo systematisch bent, en faalt in
het respect voor de regulerende beginselen, zal je door de cycloop
worden verslonden, het eenogige monster dus van de commerciële
tv-tijd van het karmische systeem dat jou als zelfverwerkelijkend
individu diskwalificeert. Begrijp goed dat dit schema maar een
richtlijn is; als je andere deelnemers hieraan uit de weg wilt gaan
moet je alles een dag later plannen b.v., maar als je iedereen ervan en
ermee wil tegenkomen, ook iedereen die op een andere golflengte zit,
dan is dit de manier.
Vedisch equivalent: purushârta's bestaande uit artha, dharma,
kâma, moksha.
Zie verder ook: De velden van handelen
intern en extern; De cakra-orde; de html-pagina
van
de
veldentabel.
Cakra-orde, de orde van het 'wiel' van het universum,
is de orde die wordt gedefinieerd door de orde van de zon, d.w.z. de
gregoriaanse kalender met zijn data verdeeld in 12 zonnemaanden en
vierentwintig halve maanden van vijftien dagen - twee weken plus een
schrikkeldag- aan de ene kant, en de orde van de maan, zoals
gedefinieerd door de signaaldagen van de maanfasen, aan de andere kant.
Integraal onderdeel van deze orde is de Tempometer, de klok die naar de zon loopt. De cakra-orde definieert
het bewustzijn dat men natuurlijk noemt. Het staat tegenover het
bewustzijn dat men cultureel noemt, ofwel gedefinieerd wordt door de
tegennatuurlijke ritmen van de lineaire weekorde en de
standaardtijd-klok die samen, in een materialistische filosofie van
leven op pragmatische, economische gronden, het principe weerstaan van
het schrikkelen zoals men dat wel toepast op het zonnejaar en de
zonnemaand. De cakra-orde is van fundamenteel belang voor het
uitbalanceren van iemands leven in de velden van handelen en het
tegengaan van de instabiliteit van iemands culturele tijdbewustzijn
ofwel van iemands psychologische tijd. De cakra-kalender geeft de weekorde ingesteld op de zon weer
met daarnaast de maanorde.
Causaliteit Het was de griekse filosoof Aristoteles
(384-322 v.Chr.) die in zijn Fysica vier verschillende vormen
van causaliteit onderscheidde: naar de substantie, zoals in
'het brons gaat aan het bronzen beeld vooraf', naar de bepalende vorm
zoals in 'de vorm een paard is essentieel voor alle paarden en er de
oorzaak van dat we ze zo noemen', naar de doener zoals in 'de
kunstenaar vormt de oorzaak van zijn schepping' en de causaliteit van
de norm zoals in 'ik wandel voor mijn gezondheid en dat vormt
de oorzaak van mijn wandelen'. In de vedische logica vinden we alle
vier deze vormen van causaliteit terug in de vorm van de purusha
als de ziel, de essentie van de persoon als beginsel van de schepping,
die in de schepping aan het ego vooraf gaat als de substantie ervan, in
de avatâra, de god die de vorm van de mens aannam
en zo bevrijdde, in kâla als de doener die alles beweegt,
schiep en conditioneerde en in dharma, de norm van de
noodzaak van de gerechtigheid van God die de oorzaak vormt van de
vroomheid en de vrome persoon van kennis. Zo ook is dan filognostisch
ook niet zonder meer gezegd dat (normatief) enkel de religie ofwel het dharma
leidt tot de wetenschap van de spirituele persoon, aangezien omgekeerd
de purusha ofwel de (oorspronkelijke) persoon van kennis er
zelf ook weer de oorzaak van is volgens de illusie van de
(substantieve) causaliteit die we hier dan lineair aanhouden. Zo ook is
de avatâra er telkens weer opnieuw als een boom van
kennis waaraan (formatief), zoals vanaf de index-pagina
van
de
site, alle filosofie,
spiritualiteit en religie met Hem als de stam en kern ontspruit en is
er ook het onpersoonlijke van de spiritualiteit in relatie tot de
tijdfactor kâla die, zoals aangewend in de op zichzelf
staande artikelen van de site bij dit boek, de (constructieve) oorzaak
van het intuïtieve leren vormt. Zo kent de filognosie dan
verschillende vormen van opeenvolging naar emanciperen en
ervaring opdoen (zie ook logica en de interne velden, als ook ronde zestien over logica en causaliteit).
Denken: (Sanskriet: manas) het innerlijk of
psychisch overwegen van belangen en inzichten, met auditieve of
visuele, persoonlijke of onpersoonlijke, concrete of abstracte,
voorstellingen of cognities naar een zekere logica of methodische orde
van afweging, een denkmodel of een bepaalde causaliteit; de rede of het
verstand inzetten; voorgestelde communicatie; associatie van
denkbeelden met of zonder peinzen en piekeren om het richting te geven
terwille van een resultaat, een oplossing, een verschil, een
overeenkomst of een oorzakelijk verband; de mentale sturing voor het
lichaam vanuit bepaalde motieven, dan wel de respons op zintuigelijke
prikkeling. Het resultaat, in de vorm van intern waargenomen geluid in
de ether, gebaseerd op het zich identificeren met het lichaam, ofwel
het valse ego. Het resultaat in hersenactiviteit te meten van het niet
in het hier en nu georiënteerd of gesitueerd zijn van de geest.
Het niet gestuurde denken, d.w.z. het niet tijd-bewust mediterende,
contemplerende, dan wel godsbewust biddende denken, loopt, zich
hechtend aan materiële zaken, met de erbij behorende verlangens op
gedachten uit van lust, woede en vrees, waarna met het als gevolg
daarvan verbijsteren van de geest er een staat van illusie tot stand
komt en er zo sprake is van intelligentieverlies. Gedachten kunnen ook
in het bewustzijn opborrelen als gevolg van het vrijkomen, het zich
herinneren, van verdrongen of vergeten denkinhouden, zowel door
intuïties als door ervaringen. Het opgeven van verlangens zal
alleen het denken tot vrede brengen als het wordt gestuurd terwille van
een vorm van dienst aan het belang van de ziel. Volgens de rationele
filosofie vormt denken het bewijs van een persoonlijke existentie.
Volgens de filognosie, is het denken behalve het voorgaande ook
een vorm van waarnemen in de zin van het ontlenen van indrukken of
intuïties aan een zesde zintuig, een basis-element van het bestaan
nauw verbonden met het verbindende element van de ether, dat
eensluidend functionerend met of zonder mantra's een basis vormt voor
spirituele vereniging (mantra wordt vedisch afgeleid van manas
en trâyate: de geest bevrijden; zie ook geest, ziel, God, meditatie en hety emancipatiebegrip
waarin het authentieke en zelfverantwoordelijke denken in feite een
einduitkomst van het negenvoudig process van opklimmen tot en dienen
van je ware zelf is.)
Disciplines: de disciplines worden de sadhanas
genoemd in de vedische referentie. Ze bestaan uit de drie basisdisciplines van
het omgaan met:
• de feiten - wetenschap en filosofie (vedisch: brahman);
• de discipline van het omgaan met de principes - spiritualiteit en
analyse (vedisch: paramâtmâ);
• de discipline van het omgaan met de persoon - het persoonlijke
(religieus, profaan) en de politiek (vedisch: bhagavân).
Ze vormen de basis voor het zesvoudige van de zes visies of
filosofieën van de filognosie.
De drie disciplines zijn in de filognostische bekentenis geassocieerd met de drie basismiddelen der
kennis of basis-elementen van de natuur, van de schepping: de ruimte
(ether, het onpersoonlijke), de materie, (het lokale) en de
tijd(persoonlijk in de zin van een zekere conditionering;akasha,
prakrti en kâla).
Vedisch equivalent: trisâdhana; besproken in S.B. 1.2: 11 (Zie ook onder: leraren en emancipatie).
Ego: het bewustzijn van een zelf. Het begrip van
een ik. Het wordt onderscheiden van een ziel als potentieel zijnde
zonder een geweten. Het wordt vaak vals genoemd als het ik
geïdentificeerd is met de materie. Het ware van het ego wordt
gevonden in de zelfrealisatie van de ziel die gerijpt naar
zelfverantwoordelijkheid niet langer afhangt van een plaatsvervangende
autoriteit. Het is de zetel van de angst daar de geneigdheid zich te
identificeren met de materie de garantie is voor mislukking aangezien
niets materieels zijn vorm voor eeuwig behoudt. De notie van een
superego heeft betrekking op een sociale constructie van gedragsregels
die de maatschappelijke werkelijkheid rondom een ideaal ik moet
definiëren.
Er is filognostisch sprake van een cultuur-neurotisch
ego als door een gebrek aan verschil in de culturele tijd er een vals
ego ontstaat dat krampachtig, op zoek naar een identiteit, zich
identificeert met zaken van relatief belang en zo verschil wil maken
naar plaats en tijd, waar dat van nature - naar leeftijd, roeping,
functioneren en ervaring - niet nodig is: de identieke tijd of
gelijktijdigheid als identiteitscrisis (identieke-tijds-crisis; zie ook
tijd-filosofisch).
Emancipatie: het proces van de geleidelijke verheffing
van of bevrijding in dienst aan de ziel.
Het
betreft
de
stapsgewijze
ontwikkeling van de persoonlijkheid van een op zichzelf vertrouwend, volwassen individu. Al het
goede onderwijs begeleidt in de richting van een volwassen
zelfstandigheid en zelfverwerkelijking. Materieel bezien betekent het een gelijke
te worden overeenkomstig een zekere standaard van beschaving.
Spiritueel heeft het betrekking op het proces van geleidelijke
bevrijding beginnend met luisteren, praten en herinneren eindigend in
vriendschap en ten slotte overgave aan de dictaten van de ziel (afb.). Filognostisch houdt het het internaliseren
van het gezag van de verschillende leraren op wetenschappelijk,
spiritueel en religieus gebied in. Emancipatie is zo het ontwikkelen
van toewijding in relatie tot de verlichting. Deze bestaat uit negen
activiteiten die het resulaat zijn van het combineren van de drie
verschillende vormen van het je verenigen in je bewustzijn (in de
kennis, de arbeid en het vrijwilligers dienen) en de drie disciplines
(van het persoonlijke -de tijd-, het onpersoonlijke -de ether- en het
lokale -de materie).
Een meer klassieke verdeling
in overeenstemming met de vedische formulering is die zoals weergegeven
in de filognostische afbeelding ervan.
Stadia van ontwikkeling in
toewijding, de emancipatoire activiteiten ervoor en het vedische
equivalent.
Ether: een chemische stof bekend als 1)
dimethylether CH3-O-CH3, 2) een term doorgaans gebruikt om het medium
van de radio aan te duiden, en 3) klassiek gezien het element van de
geest. Hieronder de overwegingen betreffende de tweede en de derde
klassieke definitie.
Historisch: een
klassieke term voor het medium van de geest. Volgens de oude Grieken
was het de substantie waaruit het licht voortkwam. In de griekse
mythologie is de god Aether de ziel van de wereld. Dit wordt door de
vedische cultuur onderschreven waarin de ether als de hemel ook wel akasha
wordt genoemd, het element dat het vijfde deel van
de schepping vormt na vuur, aarde water en lucht. De Hoogste
persoonlijkheid van God in de vedische theologie mag, volgens de
Bhâgavata Purâna 11.5: 19 b.v., worden beschouwd als de personificatie van de
ether en mag als een element worden beschouwd als de vertegenwoordiging
van de superziel, zoals bij de Grieken. De Chinezen, met name de
neo-confucianisten, noemen de ether qi en zien het als de basis
voor het ontstaan van de schepping en als datgene waarin die ook weer
oplost. Naar de weg der menselijke deugd moet volgens hen de
vertroebeling van de ether worden opgeheven.
De moderne natuurkunde
hierover in debat: in de moderne tijd, bouwde Einstein zijn theorie
op basis van de ontkenning van de ether aangezien die nog niet zo
makkelijk kon worden bewezen middels een experiment. Aldus formuleerde
hij zijn theorie van de constanten, de zogenaamde relativiteitstheorie
die hij zelf liever een 'theorie van invarianten' noemde. Een theorie
inderdaad, daar iets wat moeilijk te meten is, nog wel kan bestaan. Zo
vormen dan variaties in de snelheid van het licht gevonden in een
experiment een aanduiding voor een vast referentiekader als de ether.
Sedert Einstein zijn theorie had geopperd, zijn er twijfels geweest
onder natuurkundigen of de snelheid van het licht in de lege ruimte nou
wel zo'n absolute constante is. De klassieke filosoof Herakleitos zei
dat in principe alles in beweging is, dat alles stroomt (panta rhei)
en
de
latere
filosoof
René Descartes stelde dat de lege ruimte
niet bestaat, daar volgens zijn zeggen alles in de kosmos verbonden is
met krachtvelden. Aldus, met voor ogen de sterren die hun plaats
behouden terwijl ze ronddraaien in het sterrenstelsel, is het moeilijk
het krachtveld te ontkennen van de melkweg die ze bijeenhoudt en
mogelijkerwijze de snelheid van het licht beïnvloed. Ook kan,
zoals werd aangetoond door moderne experimenten, licht sneller gaan,
b.v. laserlicht onder speciale omstandigheden. En zo is, ernst makend
met het bewijs dat de lichtsnelheid alzo niet altijd constant is, het
feit dat de sterren zich rondbewegen in de melkweg en het inzicht van
mogelijke en plausibele nieuwe verklaringen, van b.v. Maurizio Consoli,
wat betreft het Michelson en Morly experiment om de ether te meten, het
bestaan van een gefixeerde achtergrond door middel van theorie en
observatie bevestigd. De vaststaande achtergrond kan inderdaad worden
beschreven middels het begrip van de ether, ofwel door het idee van de
ether als een effect van de zwaartekracht in ons sterrenstelsel, het
effect dat de ruimte ervan definieert. Anders gezegd leidt deze
theoretische positie tot het idee dat de ether ons leven is,
dat de ether, via de conditionering aan de cyclische tijd die ermee is
verbonden, met name bepalend is voor ons geestelijke en materiële
leven. Om die reden spreken we als we ons verhouden tot dat krachtveld
en we onze geest ervaren in die sfeer over het 'geluid in de ether',
zoals het klassieke hindoe-geschrift de Bhagavad Gîtâ dat
bevestigt. De geest aldus bezien, ontspringt aan de ether in ons
geïdentificeerd zijn met het cyclische van de timing van onze
materiële levens en vindt anderzijds zijn rust weer in de
meditatieve expansie van ons zielen onthechtend met de tijdruimtelijke
oer-ether.
Hoewel Einstein op grond van de absolute
lichtsnelheid en zijn speciale relativiteitstheorie opgevoerd wordt als
zijnde de aanstichter van de weerlegging van de ether als een bestaand
element, zit de zaak toch iets anders. Einstein kwam later in 1920
terug op het onderwerp van de ether dat hij toen omschreef met 'according
to
the
general
theory
of relativity space is endowed with physical
qualities; in this sense, therefore, there exists an ether.'
Zijn
idee
van
de
ether als zijnde de ruimte met eigenschappen van
zwaartekracht, is relativistisch i.t.t. tot dat van H. Lorentz die meer
uitging van een absoluut begrip van de tijd met de ether. Einstein's
inzicht leidde tot het idee van het bestaan van verschillende vormen
van ether die historisch terug te vinden zijn in de drie vormen van
Vishnu, te weten Garbho- Kârano- en Kshirodakas'âyi Vishnu (Satvata
Tantra), welke de drie representaties van de ether van de
tijdruimte, de galactische ruimte en de gekromde ruimte van
materiële objecten als planeten en sterren voor zich vormen. De
eerste, de tijdruimtelijke ether, is expansief lineair, de tweede, de
galactische, is contraherend, cyclisch en creatief, en staat bekend als
'Schepper', 'Iets' of de 'Kracht' en de derde, de planetaire of lokale
ether, is electromagnetisch bepaald door de eigenschappen van het
object in de ruimte en staat ook wel bekend als de radio-ether. Het
inzicht van Lorentz wat betreft de ware tijd van de cyclische natuur
met de ether helpt ter bevestiging van de filognostsche stelling dat
als de klokketijd samenvalt met de ware tijd, dan de instabiliteit van
de tijdervaring of de psychologische tijd ten einde is (zie ook de definitie van de tijd). Zo dienen Einstein en Lorentz
filognostisch niet elkaars weerlegging, maar dienen ze, beiden voor de
ether, ter ondersteuning van filognostisch verenigbare argumenten. Wat
echter sneuvelt in dit debat is de constante lichtsnelheid in een
vacuum.
Zo moet dan samenvattend filognostisch,
d.w.z.
de
kennis
liefhebbend,
worden gezegd: de ether, als het effect
van het krachtveld van het sterrenstelsel, de tijdruimte en de gekromde
ruimte, welke een gefixeerde achtergrond vormt die mogelijk van invloed
is op de lichtsnelheid, bestaat op grond van klassieke overwegingen
zowel als op grond van de rede en de logica, en het waarnemen van de
orde van de sterren die ronddraaien in de melkweg (de universele
ether), de roodverschuiving van het spectrum van sterrenstelsels (de
oer-ether) en de lens-werking van zwaartekrachtvelden rondom sterren
(de lokale ether); een bestaan dat wo9rdt bevestigd door de
omschrijving van Einstein en de natuurkundige interpretaties van de
verrichte experimenten. Aldus vormt de ether, in het zich verhouden tot
de cyclische tijd, een haalbaar paradigma. Dit filognostisch paradigma
wordt verdedigd op deze site, als het verenigende idee van de
gecombineerde cyclische natuurlijke tijd, de expanderende tijdruimte en
het stabiele zelfbewustzijn van het hebben van een ziel van evenwicht -
of getuige zijn van de tijd - ermee, dat als een denkmodel
wetenschappelijk, spiritueel en persoonlijk correct gerespecteerd,
zowel ruimte biedt aan de klassieke filosofie en de theologie, als aan
een analytische, artistieke en spirituele vereniging, alsook aan een
recht-toe-recht-aan empirisch waarnemen, theoretiseren en
experimenteren in mechanistische zin. In feite zijn de twee schijnbaar
tegenstrijdige afdelingen van de methodische wetenschap en de religieus
gekleurde en retorische politiek in onze culturen verenigd als we met
de aanname van een filognostische, ofwel syncretische spiritualiteit
zonder speculaties, niet langer het bestaan van de ether ontkennen.
Conclusie: het begrip
van de ether zoals bekend van de klassieken impliceert een nieuw
paradigma voor de cultuur van de eenentwintigste eeuw die stelt dat, na
het geocentrisch denkmodel van Ptolemaeus en de heliocentrische
denktrant die we er sindsdien op nahouden met Galileo Galilei, er de
orde van het leven en het denken is zoals afgeleid uit het
galactocentrisch zich verhouden tot zich verhouden tot de gefixeerde
achtergrond van het krachtveld van de planeet en de ster, het
sterrenstelsel van ons universum, en al de sterrenstelsels van de
kosmos die tezamen de werkelijkheid van de ene, maar verdeelde, ether
vormen, de Kracht zogezegd. Het is om die reden dat de Hindoes
spreken van de berg Meru waarop de schepper Brahmâ zich bevindt
in het midden van het universum. Sedert wij foto's maakten van deze
berg van sterren in het midden van de melkweg zich ophopend rondom het
zwarte gat ter hoogte van Sagittarius A, is de Bhâgavata
Purâna 5.16: 7, die hem omschrijft als zich naar boven even zover
uitstrekkend als naar beneden, in het geheel niet zo allegorisch meer.
Implicaties: met de
aanname van de volledige werkelijkheid van de ether, die altijd al
gerespecteerd werd in spirituele en religieuze oefeningen naar het
cyclische van de tijd, moet, dat in praktische zin wensend als een
algemeen idee van burgerlijke orde en nuchtere cultuur, in de
meditaties op de kosmische, tijdruimtelijke expansie ermee, de ether
tevens als een stabiele tijdbasis in gedachten worden gehouden voor
b.v. een z.g. cakrakalender. Men krijgt dan, naast het respect voor de
orde van de zon en de maan, b.v. verjaardagen gevierd met aandacht voor
de precessie van de equinox - de sterren schuiven ieder jaar zo'n
twintig minuten verder door op de kalender -, en/of een dag ingesteld
op het centrum van de melkweg waarop we ons het dichtst bevinden bij
dat draaipunt, zodat er van een galactische nieuwjaarsdag sprake kan is
(in 2000, 0 uur 6-7 juli). De ether als de stabiele tijdbasis leidt ook
tot de notie van 1) de tempometer (zie daar) als een verbetering op de
standaardtijdklokken, en 2) een deregulering van die wettelijke
tijdregelingen die de natuurlijke orde van de cyclische tijd
weerstreven. Zo in de cultuur, en verder vanzelf dan ook in het
onderwijs, gerespecteerd, weerspiegelt het begrip van de ether dan het
belang van de persoonlijke en collectieve integriteit van het
wetenschappelijke, spirituele, religieuze, en dus ook het politieke van
een waarachtige strategie van cultuurbehoud en orde in relatie tot de
natuurkrachten, in dit boek de filognosie genoemd: de rechtstreekse
liefde voor de kennis in culturele volledigheid.
Filognosie: liefde
voor de kennis der zelfverwerkelijking zoals die
wordt ingegeven door zowel de oosterse als de westerse begrippen van emancipatie die tezamen de integriteit uitmaken van de
verschillende gezichtspunten, vormen van logica en intelligentie die men aantreft in de moderne samenleving op mondiale
schaal.
De term betekent letterlijk:
liefde voor de kennis. De term wordt gebruikt in contrast met de term
filosofie om aan te geven dat niet enkel de liefde voor de wijsheid en
haar ontwikkeling het doel is, maar meer de liefde voor de kennis, de
christelijke spirituele kennis of gnosis zo u wilt, zoals ze is in haar
geheel. De filognosie vormt een inclusieve manier van denken die niets
probeert uit sluiten. Praktisch gesproken impliceert de term het
teweegbrengen van eenheid en harmonie van bewustzijn op het gebied van
de feiten (methode/ wetenschap), de principes (analyse/spiritualiteit)
en de persoon (persoonlijk/politiek) middels
contemplatie, vertoog en dienst aan de natuurlijke orde van de tijd in
samenhang met de ether, als de methode voor het bieden van tegenwicht
tegen de moeilijkheden van het niet weten (zie
ook
de
instructie-site Filognosie).
Geschiedenis. De
filognosie, opgezet door Aadhar (René P. B. A. Meijer) begon als een meditatie-oefening in een New Age centrum in
het begin van de negentiger jaren in Enschede, in Nederland. Later
ontwikkelde het, met name op het internet, de status van een leidraad
in de wetenschappelijke, spirituele en religieuze hervorming in het
algemeen, die is gebaseerd op de vedische kennis zoals doorgegeven
vanaf de indiase filosoof en wijze Vyãsadeva, die ruim
vijfduizend jaar geleden leefde. Aadhar vertaalde het S'rîmãd Bhãgavatam gewetensvol, indachtig zijn voorganger in
Nederland S'rî Hayes'var das (H. v. Teylingen), en presenteerde het
heilige boek op het internet. De filognosie als zodanig vormt zijn
commentaar en uitleg van de vedische kennis die een rol speelde in het
hervormen van zijn leven naar de waarden van de yogafilosofie in engere
zin en, met achting voor het hele veld van het westerse,
wetenschappelijke denken, de spiritualiteit en de door de persoon
bepaalde politiek in een ruimere zin.
Klassieke referentie.
De klassieke referentie voor de
indeling wordt gevormd door de zes darshana's of visies waar de
indiase filosofie uit is opgebouwd die de basis vormt voor de structuur
van de kennis van de Bhâgavata Purâna van Vyâsadeva. Naar de filognostische
versie van het zesvoudige van de filosofische methode, de
paradigmatische wetenschap, de kunstminnende analyse, de overstijgende
spiritualiteit, het religieus geassocieerde persoonlijke en het
politieke van commentaren en tot compromis bereidde aanpassingen, is
het zo, zoals dat is met de oorspronkelijke darshana's, dat de
visies gemeenschappelijk hebben:
- 1) Het begrip van een
bewust en continuerend zelf of een ziel.
- 2) Het begrip van het
kruis of de werklast te dragen door een individu, familie of volk.
- 3) Het perspectief van een
oplossing van bevrijd zijn in dienstbaarheid.
- 4) Het onderkennen van de
autoriteit van een gevestigde cultuur van schriftuurlijke referentie.
In de westerse filosofie
vinden we bij D. Hume in zijn Verhandeling over de Menselijke
Natuur (I.III-1 - Over kennis) een zeven-deling waarmee min
of meer de filognosie kan worden beschreven als de identiteit
van de gelijkenis in filosofische overwegingen wat betreft de
natuurlijke orde van de relaties van tijd en plaats, waarbij de
verhoudingen van kwantiteit, het getal, de schoonheid en
de kunst van de analyse, in combinatie met de kwaliteit van het
niveau van overstijging en verbondenheid in verzaking, leiden tot de
oorzaak-en-gevolg-redeneringen in de religie en de biografie van de
persoonskunde, zodat uiteindelijk de tegenstelling van de
politiek van maatschappelijk verantwoording nemen wordt bereikt. Met
die politieke tegenstelling is de filognost, i.t.t. de zich eenzijdig identificertende materialist, dan verenigd in zijn bewustzijn van de dualiteiten. Hij overziet de
structuur, de samenhang ervan. Uiteindelijk is de filognost een yoga-beoefenaar met als motto: 'eenheid in
verscheidenheid'.
Politieke relevantie.
De filognostisch gevonden tegenstelling tussen politieke partijen en kiesgroepen vormt de sociale en persoonlijke
afspiegeling van de speurtocht naar de integriteit van:
- 1) Het evenwicht
tussen de volheden van het fortuin en de zes basisvisies die ook het
materialisme met de erbij behorende strijdigheid van het ego der
materiële compensatie en duisternis definieert.
- 2) De deugd van
de kwaliteit versus de kwantiteit in de interne en externe velden van
handelen.
- 3) De
vertegenwoordiging van het persoonlijke versus het onpersoonlijke
t.o.v. de bron der kennis in de vorm van de leraren.
- 4) De identiteit
van status en beroeps-oriëntaties en graden van ervaring waarmee
het spel van de maatschappelijke orde wordt gespeeld door een ieder.
Het gaat er kort gezegd
politiek in de filognosie dus om het evenwicht van de deugd van de
vertegenwoordiging van de identiteit te vinden.
Etymologie: Het woord
filognosie is afgeleid van het griekse woord filo - liefde en gnosis -
kennis. Aldus de betekenis van de term in de zin van liefde voor de
kennis.
Filosofische klassificatie:
filosofisch
kan
de
filognosie
worden gekenschetst als naturalistisch
idealisme.
Vedische equivalent:
De spirituele kennis van de filognosie komt het meest overeen met de
term âtmatattva; hetgeen letterlijk het principe, of de
werkelijkheid van de ziel betekent, die ook wel als de spirituele
kennis in het algemeen wordt omschreven.
Logo: Symbolisch weergegeven
ziet, naar aanleiding van de bede der filognosie, de integriteit van het filognostisch
streven er zo uit:
Zie verder:
- De definitie van het materialisme, waarin de filognostische definitie een centrale ordenende
rol
- Filognosie of de Orde
van de Tijd - Hoe jezelf op
de agenda te zetten? Een goede inleiding in het veld van de filognosie
wordt gevormd door de inleidingen en de synopsis van de verschillende
secties van de site De Orde van de Tijd.
- Filognosie - basis instructie site die defenities
biedt, de z.g. ronden, filognostische kunst, een lijst van basistermen
en meer.
- De Filognostische
Bekentenis - de
basisbeginselen van de filognostische strekking in 170 artikelen.
- Zie ook De Kleine Filosofie
van de Vereniging -
waarin de implicaties van de filognosie voor het politiek bedrijf aan
de orde komen.
- De hypocrisie als men niet integer is met de velden, de
burgerdeugden en de principes.
- GameWiki-pagina over de filognosie.
Filognosten: mensen geassocieerd in de toewijding van de
filognosie. Er zijn er, naar gelang de graden van ervaring of
betrokkenheid, drie soorten: de beginners, de gevorderden en de erkende
of 'zuivere' filognosten. Hoewel de filognosten gewoonlijk worden
aangetroffen onder de toegewijden van de tradities, de gelovigen,
vertegenwoordigt de filognost het respect voor en de integratie van al
de negen leraren.
Na een jaar van omgaan met ervaren filognosten, onder leiding staande
van een zuivere filognost, kan men worden ingewijd in de status van een
ervaren toegewijde door het afleggen van de gelofte: 'waarachtig en
gewetensvol beloof ik te zullen delen en te helpen'. Bij die
gelegenheid kan men ook zijn 'bijnaam', of geestelijke naam, bevestigd
krijgen die staat voor iemands stijl van omgang hebben zoals dat te
zien is in de filognostische betrokkenheid.
Vedische referentie: Adhikâri; Beginner: kanishthha, gevorderde: madhyama
en uttama, een zuivere toegewijde. Zie ook de afbeelding en de filognostische bede en de Filognostische Associatie.
Galactisch jaar: jaar beschreven door één
draaiing van de aarde om de zon in verhouding tot het centrum van de
melkweg (gelokaliseerd in Sagittarius A). Dit jaar is eigenlijk een
galactische dag want het duurt ongeveer 226 miljoen jaar voordat ons
zonnestelsel één keer echt een jaar heeft rondgedraaid om
het centrum van de melkweg. Het galactisch jaar is van belang i.v.m.
het respect voor de ether en het cultuur- en persoonsbehoud ermee op
lange termijn omdat ze in zo'n 71 jaar slechts één dag
verschuift vooruit op de kalender (zie galactische tijdpagina's).
Geaardheden. Er zijn drie geaardheden. Ze staan voor de graden van
ervaring van een speler in het Spel van de Orde. De drie graden zijn: zelf-modus, ego-modus
and wijsheids-modus. De geaardheden vertegenwoordigen de drie basis
disciplines van de filognosie. Ze heten ook de natuurlijke geaardheden
die overeenkomen met de hartstocht of de beweging, de onwetendheid of
de traagheid en de goedheid of de kennis. Een derde overeenkomst is de
drie verschillende vormen van goddelijkheid ermee geassocieerd: het
behoud, de vernietiging en de schepping. Kies een geaardheid en surf
naar uw missie. Het vedisch equivalent heet guna's (zie ook afb.).
Geest: het mentale van het zich gelijkrichtend ego,
richting en/of integriteit van het mentale; eveneens vergeleken met
programma. Beschreven als leven gevend en van een zekere
gemoedstoestand. Een manier van zien, een conditionering. Men spreekt
in het Nederlands ook wel van het denken, de manier van denken en de
verstandhouding (zie verder onder denken en een artikel over de definitie van spiritualiteit).
Gelofte: De gelofte van de filognosie van 'waarheidlievend
en
trouw
beloof
ik
te delen en te helpen' is ontleend aan de yoga-gelofte:
yama zowel als aan de basiswaarden van de menselijkheid in dharma van de
bewustzijnsvereniging. Op deze waarden en op deze gelofte dus, zijn de spelregels van het Spel van de orde gebaseerd (zie ook bede,
principes, artikel De filognostische bekentenis).
Gehechtheid: de staat van geconditioneerd zijn aan een
emotionele voorkeur eveneens geassociëerd met een legale en/of
persoonlijke band. Weerstaat de logica en de rede. Wordt beschouwd als
de bron van de lust die aanleiding geeft tot intelligentieverlies,
woede, waanzin en ziekte. Gehechtheid wordt gewoonlijk gezien als een
zwakheid van het ego leidend tot neurose ofwel ineffectief gedrag,
terwijl hetzelfde geassociëerd met de ziel wordt beschouwd als
beheersbare liefde die wordt vergeven en begenadigd als een vorm van
dienst aan God.
Gelijkrichten: letterlijk betekent het je op
één lijn plaatsen met. De term wordt gebruikt om de
positie van het ego in overeenstemming met de waarden van de ziel en de
positie van de ziel in overeenstemming met de werkelijkheid van het
Ideaal(God) te beschrijven. Synoniem daarmee zou je ook kunnen spreken
van eenheid zonder erin op te lossen, verbonden zijn zonder het
verschil te ontkennen, en rangschikken zonder een dubbele standaard
(engelse term: aligning) (afb.).
Gelofte: de gelofte van de filognosie van 'waarheidlievend
en
trouw
beloof
ik te delen en te helpen' is ontleend aan de
yoga-gelofte: yama (zie ook bede,
waarden, filognosten, yoga, visies), zowel als aan de basiswaarden van de menselijkheid in het dharma van de
bewustzijnsvereniging. Op deze waarden en op deze gelofte dus, zijn de spelregels van het Spel van de Orde gebaseerd (zie ook principes en bekentenis artikel 167).
God: meestentijds wordt God begrepen als zijnde
een persoon van bovenzinnelijke aard, eveneens de Heer
genaamd. Aangezien verschillende Heren het belang benadrukten van het
feit God zelf niet te zijn maar juist de profeet, zoon of leraar van God, refereert de term onpersoonlijk
gesproken aan een mystiek alomtegenwoordig en aanbiddelijk Opperwezen
of Superziel. Wetenschappelijk schijnt de term te refereren aan de
macht (of ziel) van de (alomtegenwoordige, alwetende en te
respecteren) conditionerende cyclische tijd
in samenhang met de ether, of de
'Kracht', die de materiële structuur en het bewustzijn bepaalt van
ieder levend wezen. Het is duidelijk dat God alles of iedereen kan zijn
terwijl het omgekeerde niet waar is, slechts een element zijnde en niet
de categorie. Aldus is God een Persoon, terwijl tegelijkertijd de
persoon God niet is (zie ook afb.
van soorten goddelijkheid & afb.
van de volheden of weelde van God).
• Er zijn drie
kenmerken van de goddelijkheid: behoud, schepping en vernietiging (zie geaardheden)
• Er zijn drie kwaliteiten: eeuwigheid (van de constante getuige die de
ziel is), bewustzijn (door de natuurlijke orde van de zon, de maan en de sterren) en gelukzaligheid (van het
doen van je plicht - het dharma).
• Er zijn drie schaduwen: dwaasheid door gehechtheid, dictatuur door
vals gezag en waanzin door een gebrek aan discipline.
God kan filognostisch, naar
de graden van ervaring, ook worden beschreven als het Zelf der zelven,
het Ego der ego's en de Ziel van de zielen. God als de Kracht of
als 'iets' wordt multicausaal begrepen als de verpersoonlijking van de
ether, of omgekeerd de ether als de afspiegeling van de integriteit van
de godspersoon (zie ook: geaardheden).
* Vedisch kent men God
volgens de Upanishad (de filosofische kern) als het Volkomen Geheel OM
PURNAM genaamd. Onkenbaar, maar toch onmiskenbaar een feit.
Graad van
ervaring/betrokkenheid: Er
zijn, overeenkomstig de drie geaardheden (guna's) van de natuur,
drie graden van ervaring en betrokkenheid. Allereerst is er met het ervaring opdoen in het
Spel van de Orde der
emancipatie het zelf van het lichaam, dan is er het ego van de
identificatie en verantwoordelijkheid ermee, en vervolgens is er de
ziel of de wijsheid van de intelligentie en de ervaring. Het zelf is
van de traagheid en onwetendheid met de materie of van het bewustzijn
ermee, het ego is er van het creatief zijn, van de zelfgerealiseerde
orde met de beweging in de natuur, en de ziel komt in zicht met het
zelfbehoud en de goedheid in de kennis, bevrijd zijnd in de principes
van de menselijkheid. De ervaring wordt gekend als een zekere mate van
betrokkenheid: men is een beginner, een gevorderde, dan wel een persoon
erkend als zijnde ervaren of wijs. Filognostisch is er positief-
substantief naar de persoon (purusha) redenerend eerst de
creativiteit van het ego (filosofie/wetenschap), dan de zelfrealisatie
in de verlichting der meditatie (analyse/spiritualiteit) en dan de
wijsheid van het respecteren van de persoon en met een zeker commentaar
(religie/politiek). Normatief-subnstantief naar de persoon redenerend
is er in het Spel van de Orde een andere logica van opeenvolgen; dan gaat
men van persoon naar ego naar zelfrealisatie (zie causaliteit en logica).
Hypocrisie:
Hypocrisie of evenwicht?
Hypocriet is
men als men de schijn zit op te houden, dat men maar doet alsof terwijl
men in feite niet weet of wist hoe men het uiterlijk correcte moet
laten samengaan met de innerlijke harmonie en evenwicht van een
wezenlijke deugd. Zo wordt dan duidelijk dat de tegenhanger van de
hypocrisie de deugd van een
innerlijk evenwicht is; dat men op de juiste manier deugdzaam is met
het uiterlijk gedrag op verschillende terreinen of velden van handelen.
Evenwicht is er met de
'hemelse principes' (zie Confucianisme van Zhi Xi) als men
deugd en veld (oorsprong: Hindoeïsme - kshetra) in
overeenstemming krijgt met de orde van de tijd (zie filognosie en Islam); ofwel als de ether niet meer
troebel is. Zakelijk is men dan plichtmatig met het geld, in het
privé heeft men dan inzicht in de religieuze zin, wat betreft
het ego is er dan medemenselijkheid en vertrouwen en
in het verenigingsleven heerst er dan de zekerheid en behoorlijkheid
van een ritueel respect.
Hypocrisie daarentegen
is
er
als
men
de ether vertroebelt door zich niet aan de regulerende beginselen (zie ook waarden) te houden, zodat er een ego ontstaat gekenmerkt door valse
schijn. Zakelijk bestaat de schijn der plichtmatigheid er dan ter
maskering van misleiding, uitbuiting en prijsafspraken. Privé
bestaat de schijn van het begripvolle er dan ter maskering van
calculatie, gehechtheid en dwaasheid. Op het gebied van het ego bestaat
de schijn der medemenselijkheid er dan ter maskering van de hysterie,
de ongelijkheid en de persoonscultus. Op het gebied van de vereniging
bestaat de schijn van een vormelijke correctheid er dan ter maskering
van de seksuele obsessie, de institutionle macht en de bevoordeling.
Ieder van de twaalf vormen van hypocrisie impliceert een politiek van
misleiding waarin men deugdzaam is op het verkeerde terrein of waarin
men vanuit één enkel bepaald veldbelang alle deugd
probeert te dekken. Zo is dan op zakelijk gebied religieuze deugd
misleiding, lustregulatie uitbuiting en een streven naar bevrijding
(van wedijver) een valse prijsafspraak. Zo is dan geld verdienen willen
in het privébereik calculatie, lustregulatie in het privé
gehechtheid en het streven naar bevrijding in het privé dwaasheid. Het ego gezond krijgen op basis van geld is
aandachttrekkerij of ongewenste reclame, op basis van religiositeit het
ego behartigen is het een vorm van ongelijkheid
en er bevrijding in willen vinden is persoonsverheerlijking.
Op het vlak van het zich verenigen is het streven naar lustbevrediging
een seksuele
obsessie, vormt het
religieuze een harteloze institutionele macht, en is het streven naar
geld een vorm van bevoordeling. Je zou ook simpelweg kunnen stellen dat
hypocrisie het resultaat is van nevenmotieven.
Zie ook: Velden, waarden, principes, filognosie, materialisme.
Identiteit: identiek zijn aan jezelf, aan het zelfde
voortdurende leven, de gelijkheid van essentieel karakter. Het heeft
gewoonlijk betrekking op het beeld dat mensen van je hebben en de
overeenkomst van dat beeld met het beeld dat je van jezelf hebt of zou
willen hebben. Vertrouwd met jezelf zijn er positieve identificaties.
Het tegendeel is gedefiniëerd als vervreemding. Formele
identificatie wordt problematisch genoemd daar de echte (unieke)
persoon schijnt te verdwijnen in de uniformiteit van een groep.
Materieel heeft de term betrekking op het op de juiste wijze
georiënteerd zijn in je zelfbeeld naar het hier en nu in de
tijdruimte van je lichaam. Hierin gestoord zijn behoort tot de
definitie van geestesziekte: men is gedepersonaliseerd of
gedesoriënteerd niet bewust van de eigen verantwoordelijkheid voor
de plaats en timing van het eigen lichaam. Filognostisch weet men dat
de mensheid lijdt onder een identiteitscrisis -politiek- gespleten
(verdeeld) zijnde in het bewustzijn van plaats en tijd: het
internationale pragmatische tijdsysteem dreigt de persoon in zijn
culturele authentieke identiteit te verslinden wat betreft zijn gevoel
voor natuurlijke timing overeenkomstig zijn plaats (waarvan de ziel als
slecht of nationalistisch wordt veroordeeld). Derhalve wordt men
filognostisch als zelfbewust beschouwd als er sprake is van realisatie
van een formele identiteit zonder zich in de uniformiteit of ander
gedrag van een groep verloren te hebben. Het formele van de
zestienvoudige identiteit van de status-oriëntatie wordt bepaald
door de vier beroepsoriëntaties (een vriend, verschaffer,
intitiatiefnemer of begeleider zijn) en de vier leeftijdsgroepen die de
status vormen (jeugd, jong-volwassen, middelbaar en bejaard; zie ook kleurencode, de afb.
en
het Spel van de Orde).
De valsheid van de
burgerlijke statusoriëntatie van de identiteit wordt beheerst in
de acht niveaus van abstractie die de overstijging of transcendentie
bieden en zo de keuzevrijheid en relativering bevorderen om niet in
klassenstrijd en kastenstelsel te vervallen. Deze overstijging gaat
gepaard met een zeker inzicht in de noodzaak van de verschillende functies van de identiteit op ieder van de
acht niveaus en in ieder van
de drie graden graad van ervaring
of betrokkenheid (zelf-ego-ziel) waarmee er dan een verfijning is in 24
identiteitsfuncties. Identificatie buiten de motieven van de ziel om
wordt beschouwd als de oorzaak van gehechtheid (welke leidt tot een
verlies van intelligentie). Vedisch: varnâs'rama-dharma
(zie verder de Wiki-pagina over identiteit).
Identiteitsfuncties: basisfuncties van de identiteit van een persoon naar gelang het niveau van abstractie en de graad van ervaring.
Er
zijn
er
vierentwintig
(zie het Spel van de Orde: Niveaus).
Illusie: iets wat vals is voor echt aanzien.
Gewoonlijk toegepast op het verschil tussen materieel
geïdentificeerd zijn en spiritueel gericht zijn. Het tijdelijke of
materiële wordt als illusoir beschouwd aangezien het gedoemd is te
veranderen terwijl het bestuur van de vorm, de geest die resulteert uit
het gelijkrichten met de ziel, en de ziel zelf, wordt beschouwd als
zijnde eeuwig daar ze refereert aan de onveranderlijkheid van het
zelfbewustzijn en de werkelijkheid der verandering, de tijd zelf. Zo
heeft men naar het concrete van de natuur de drie basiselementen waar we zeker van zijn en zijn er ook de drie disciplines van het respect voor de integriteit van het
geheel ervan. Tegen elkaar afgezet krijg je dan een schema dat negen
kennisgebieden toont waar dan sprake is van illusie danwel van waarheid, afhankelijk van de kwalitieit van het
evenwicht dat men heeft naar de burgerdeugden van het zich gelijkrichten met de ziel:
Met de tijdorde respecteren we feitelijk de tijd.
Met de wet zijn we principieel met de tijd.
Met de religie zijn we persoonlijk met de tijd.
Met de macht zijn we feitelijk voor onze leefruimte.
Met de intelligentie zijn we principieel met de ruimte.
Met het ego zijn we persoonlijk met de ruimte.
In de arbeid zijn we feitelijk met de materie begaan.
In de politiek zijn we principieel met de materie.
Met het kapitaal zijn we persoonlijk materieel verzorgd.
In deze kennisgebieden is er
dan sprake van illusie of van waarheid; m. a.w. de tijdorde kan vals
zijn (standaardtijd) of waar zijn (de natuurlijke orde); de wet kan vals zijn (wettelijke
tijdregeling) of waar zijn (naar de menselijke waarden en de geboden);
de religie kan vals zijn (naar de lineaire weekorde) of waar zijn (naar
de zon en maan ingericht); de macht kan vals zijn (tegen de natuur in)
of waar zijn (met respect voor de natuur); de intelligentie kan vals
zijn (paradigmatisch verdeeld) of waar zijn (in het syncretisch
gelijkgericht zijn in de filognosie); het ego kan vals zijn (in identificatie met het
materieel belang) of waar zijn (als het ik van de ziel); de arbeid kan
vals zijn (met een nevenmotief) of waar zijn (vrijwillig zonder
nevenmotief); de politiek kan vals zijn (naar een partijbelang) of waar
zijn (naar het belang van de kiesgroep en de orde der kiesgroepen); en het kapitaal kan vals zijn (ten dienst van de
zelfzucht) en waar zijn (ten dienst van de rechtvaardigheid).
Vedisch bezien is het het
'niet-dit'-bewustzijn (mâyâ). De mantra voor de bestrijding
ervan: neti, neti ofwel: noch dit, noch dat.
Illusie in de filognosie:
filognostisch
spreken
we
ook
wel van illusie als men denkt dat een
enkele vorm van logica de enige vorm van logica zou zijn in samenhang
met de drie basisdisciplines van een van de vier werkzame oorzaken van
de persoon, de vorm, de norm en de doener: de logica is dan wel waar en
geldig misschien, maar toch een perfecte causale illusie omdat
ze niet door heeft dat er even zo goed, met een andere opeenvolging van
redeneren, een net zo geldige logica te vinden is. In het materialisme is deze vorm van illusie gebruikelijk.
Intelligentie: kortweg de som der ervaring. Het verstand.
Psychometrisch is het het nivo van presteren in verhouding tot dat van
leeftijdgenoten. Spiritueel is het het vermogen zich gelijk te richten
met de belangen en waarden van de ziel. Hieruit wordt de definitie van
domheid afgeleid: het is dom, onverstandig het ideaal te weerstaan.
Met de intelligentie als een
vorm van, of soort van, onderscheidingsvermogen, spreken we in de
filognosie van drie hoofdsoorten van intelligentie:
a) de interne
intelligentie van de velden van handelen die samenhangen met de verschillende
hersengebieden,
b) de externe intelligentie die samenhangen met
de velden van handelen in de buitenwereld en
c) de integratieve of filognostische intelligentie die
zich betrekt op de verschillende vormen van logica en causaliteit.
Zo is er dan intern:
1 - een
intellectuele, abstractie-intelligentie van de grijze cellen, de
cortex,
2 - een emotioneel-motorische intelligentie van de lagere
centra en de kleine hersenen,
3 - een waarnemingsintelligentie van de achterhersenen,
4 - een intelligentie van de persoonlijkheid en het initiatief
frontaal en
5 - een ruimtelijke intelligentie, of het ruimtelijk
voorstellingsvermogen van de rechter hemisfeer die nogal parallel en
"mannelijk", is en
6 - een taalbewuste, taalvaardige intelligentie van de
linkerhemisfeer die nogal "vrouwelijk" en serieel is.
Extern hebben we dan:
1- een materiële,
praktische
intelligentie
van rekenen en handigheid in het
ondernemen,
2 - een morele of religieuze intelligentie die van de
bevrijding in individuele verantwoordelijkheid is,
3 - een spirituele intelligentie die van de verlichting in het
zich verenigen is en
4 - een sociaal concrete intelligentie die meer van het ego is
dat zijn lusten botviert om een goede tijd te hebben.
Naar de integratie van
de
intelligentie
hebben
we
dan kentheoretish:
A) de zes vormen van
filognostische intelligentie die samenhangen met de visies van de
logica naar de disciplines en de causaliteit, samen met
B) een zevende, te weten de constructieve intelligentie, die
evolutionair of emancipatoir is en een gelijktijdige ontwikkeling
inhoud van al de visies van de intelligentie. (zie logica)
C) Verder zijn er kentheoretisch ook nog de, in materieel opzicht,
niet-valide vormen van intelligentie die de vijf vormen van
meditatieve intelligentie voorstellen: de drie visies die positief-formatief,
verlicht-normatief en bevrijd-substatief ieder
voor zichzelf filosoferen voor hun eigen werkelijkheid met een eigen
intelligentie, samen met de in de twee vormen van de constructieve,
evolutionaire logica uiteengevallen intelligenties van: 1) een
intelligentie die gericht is op het verleden, ofwel een
retrospectieve intelligentie voorstelt, en 2) een die het mediteren
op de toekomst inhoudt, d.w.z. een z.g. prospectieve intelligentie
inhoudt.
Met al deze vormen van
intelligentie evenwichtig ontwikkeld kan men filognostisch gezien heel
intelligent zijn, maar toch slechts gemiddeld scoren op een
prestatie-gerichte intelligentietest.
Kiesgroepen: politieke partijen in zestien verdeeld die
1) representatief zijn voor de status-oriëntaties van de
burger-identiteit in de maatschappij zoals ingedeeld naar de vier
beroepsgroepen (varna) en leeftijdsgroepen (âs'rama),
2)
aansluiten
bij
een
soortgelijke indeling van de ministeries, 3) de
basis vormen voor de zetelverdeling in het parlement en 4) in de
grondwet zijn vastgelegd en in hun organisatie behartigd worden door de
zittende regering als zijnde onafhankelijk van de vrije vereniging van
komende en gaande parlementsleden georganiseerd in de meer nepotistisch
georiënteerde politieke partijen.
Het is de politieke partijen logischerwijze er
bij de verkiezingen om begonnen zoveel mogelijk kamerleden voor de
verschillende kiesgoepen te organiseren en te leveren en zo maximaal
van invloed te zijn. Dit is bevorderlijk voor hun programmatische
integriteit. Individuele burgers, die zo, eveneens noodzakelijkerwijze
met achting voor hun abstractieniveau en ervaring, bekrachtigd worden
in hun identiteit van functioneren, kunnen onafhankelijk van de
partijen ook kiezen voor onafhankelijke kamerleden van hun kiesgroep
en/of kunnen zelf politiek carrière maken door bekendheid te
verwerven als verdedigers van het belang van hun kiesgoep. Een burger
verandert normaliter, gezien de leeftijd, minimaal drie keer in zijn
leven van kiesgroep, maar mag ook vasthouden aan het dienst leveren aan
een groep die voor een andere leeftijdscategorie en/of beroepsgroep
staat (b.v. in het onderwijs dat overwegend voor het belang van de
ontwikkeling van de jeugd staat). De kiesgroepen staan voor een
doelbewust mensenrechten identiteitsbestuur dat eenzijdige
besluitvorming, repressie en verwaarlozing van bepaalde
bevolkingsgroepen uitsluit. Ze staan garant voor een terwille van het
burgervertrouwen in de politiek optimaal afstemmen van de wetgevende en
de uitvoerende macht van de staat. (zie verder het ontwerp voor een filognostisch verantwoord politiek programma en een grafische voorstelling van de burgeridentiteiten).
Leraar/goeroe/filognost: iemand die onderricht verschaft in woord
en/of geschrift en zo, door liefde voor de kennis te tonen - ofwel door
de filognosie voor te leven - een voorbeeld vormt van een
intellectuele, spirituele dan wel geestelijke discipline. De leraren,
die allen tot de begeleiders in de samenleving behoren (zie identiteit)
worden onderscheiden naar de bron van de kennis en de discipline
van de zienswijze. De drie bronnen zijn :
a) de boeken,
b) de leraren of geleefde tradities zelf en
c) de gelijkgestemde medeleerlingen.
Zo zijn er dan leraren van de
intuïtie (de 'ongeziene' goden manifest in de heilige boeken,
vedisch: de brahmanen), de leraren van instructie (de
autoriteiten, vedisch: sis'ya-guru's) en de leraren van
inwijding, (je oudere broer of zus, je vader of moeder, etc. ; vedisch diksha-guru's).
De
drie
disciplines
zijn
die van:
a) het onpersoonlijke
(de wetenschap; vedisch brahman),
b) het persoonlijke (de traditie, de religie; vedisch bhagavân)
en
c) het lokale hier en nu beginsel (van de mystiek, de
gnostiek, de esoterie, het meditatieve, het spirituele; vedisch: paramâtmâ).
Zo zijn er
dan negen leraren: drie wetenschappelijke, drie spirituele en
drie traditionele. De drie van de wetenschap zijn: 1) de therapeut (de
'ouderling',
de
opvoeder,
de
raadsman), 2) de professor en zijn
intellectuelen en vertegenwoordigers in het normale onderwijs, en 3) de
'Heilige Geest', de 'ongeziene', ofwel concreet de persoon van
het positieve homologisch denken (het denken dat we vroom delen en
volhouden kunnen), ofwel de nuchtere zin van de overgeleverde kennis
der natuurwetenschap die, als een persoon, voor de 'Schepper' staat. De
drie leraren van de spiritualiteit zijn 4) de new age leraren of
spiritueel toegewijden, 5) de esoterische goeroes, de
spirituele filosofen, de verlichte zielen en de mystici en 6) de
'Zoon', de persoonlijkheid van God zoals we die uit de geschriften
kennen als de leider van deze of gene religie die de obstakels
wegneemt, ofwel de 'Vernietiger' is. De drie leraren van de traditie
zijn: 7) de volgelingen van de tradities ofwel de gelovigen (de
filognosten ook wel vaak), 8) de priesters en andere leraren van het
voorbeeld (âcârya's) van deze of gene leerschool van
een bepaalde traditie, en 9) de 'Vader' ofwel de 'Behouder' in het
voorbije, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God.
Hoewel de filognosten meestal
onder de toegewijden van de tradities, ofwel onder de gelovigen te
vinden zijn, vormt de ware filognost het respect voor en van de
integratie van al deze negen leraren. De verpersoonlijking van alle
leraren heet de Fortuinlijke, de Heer ofwel de avatar, die zowel de
intuïtieve als manifeste leraar is, alsook de leerling of
toegewijde is. De 'normale' filognost maakt steeds deel van Hem uit,
van Hem als de Heer van, of Integratie van, de Filognosten.
Zie ook het artikel
over
goeroes
op
de
afdeling Persoonlijk.
Logica: In de filognosie spreken we,
overeenkomnstig de zes gezichtspunten ervan, over zeven vormen van
logica die zich onderscheiden wat betreft de werkzame oorzaak - te
weten een van de vier vormen van causaliteit - en de discipline van
waaruit men redeneert. Aangezien ieder van de drie basisdisciplines staat voor een bepaalde oorzakelijkheid,
redeneert men dus logisch gesproken van de ene discipline naar de
andere op verschillende manieren. De disciplines van waaruit men redeneert noemen we voor het aanduiden van
de vom van logica:
1) vanuit de feiten, positief,
2) vanuit de principes verlicht en
3) vanuit de persoon geredeneerd bevrijd.
Wat betreft causaliteit heet
de logica
1) naar de feiten toe geredeneerd formatief
2) naar de principes toe geredeneerd normatief
3) naar de persoon toe geredeneerd substantief,
en
4) naar alle drie tegelijk toe geredeneerd constructief,
d.w.z.
geleidelijk
opbouwend
evolutionair
of emancipatoir.
De drie basis
disciplines wat betreft de a)
feiten, b) de principes en c) de persoon
zowel fungerend als uitgangspunt als beoogd doel leveren dan een
permutatie op van de abc-volgorde die zo ieder van de zes
filognostische zienswijzen definieert als een bepaalde vorm van logica:
• abc: de
positief-substantieve logica typisch voor de politiek.
• bac: de verlicht-substantieve logica typisch voor de religie.
• acb: de positief-normatieve logica typisch voor de analyse.
• cab: de bevrijd-normatieve logica typisch voor de spiritualiteit.
• bca: de verlicht-formatieve logica typisch voor de filosofie
• cba: de bevrijd-formatieve logica typisch voor de wetenschap.
De zevende vorm van logica
naar de constructieve oorzaak vanuit alle drie de basisvisies is een
naar zichzelf verwijzende logica die in feite een einde maakt aan
zichzelf: het is de logica van de meditatieve geest die zijn rust vind in de realisatie van de
werkelijkheid van het hier en nu. Andere vormen van logica zoals de
naar zichzelf verwijzende bevrijd-substatieve, de verlicht-normatieve
en de positief-formatieve logica zijn soortgelijke
zelfrefererende cirkelredeneringen die gewoon de logica van de
zelfbevestiging van een visie vormen en filosofisch gezien als vormen
van logica eigenlijk niet geldig zijn omdat ze aan zichzelf referen.
Ook dat zien we dan als vormen van meditatief denken geschikt voor de
zelfcorrectie van een zienswijze.
Materie: het voorwerp der zintuiglijkheid dat per
definitie moet veranderen (van plaats en vorm). De materie kennen we in
drieën: vast, vloeibaar en gas. Licht is de ijlste vorm van
materie. Lichtdeeltjes kunnen, quantum-mechanisch, ook golven zijn. Het
zijn in feite energiepakketjes die zich gedragen zoals je er mee
omgaat. Dat is wat de quantum-mechanica natuurkundig inhoudt.
Hoe de materie ontstond en
waar de materie deel van uitmaakt:
- Basiselementen:
de
materie
vormt
een
basiselement van de natuur; er zijn er drie in
werkelijkheid: de tijd, de ruimte die als krachtveld ookwel
de ether wordt genoemd, en de materie. Deze
elementen zijn verder niet tot iets anders te herleiden, en daarom
heten ze basiselementen; een soort van heilige drie-eenheid die ten
grondslag ligt aan de hele schepping van geest,
leven
en
vorm
(zie afb.).
- Een verdichting van
energie: de materie ziet men wel als een verdichting van energie in
vele verschillende vormen of atomen: de oerether of oerpotentie van het
krachtveld van de tijdruimte balde zich in het begin van de schepping
electromagnetisch samen, stolde als het ware tot groepen
sterrenstelsels en planeten rondom de sterren, omdat de oerenergie van
de oerknal, als reactie op de aanvankelijke uitbreiding, aan de
condities van de cyclische tijd onderworpen raakte. Dus na een
aanvankelijke uitbreiding - de oerknal - ontstond er een tegenkracht,
de aantrekking, die toen de energie in het universum samenbalde en in
patronen van draaiing conditioneerde tot levensvormen.
- Tegengestelde krachten:
de
materie
bestaat
dus
dankzij het feit van de twee tegengestelde
natuurkrachten van aantrekking en uitbreiding die tesamen het evenwicht
van een relatief stabiel universum vormen. De materie is een
manifestatie van het principe van de aantrekking in het universum die
berust op de cyclische tijd. Daarom is de materie altijd in beweging,
zoals de griekse filosoof Herakleitos zei: panta rhei, alles is
in beweging. In samenhang met de materie spreekt men ook wel van
aantrekkingskracht: grote hoeveelheden materie als de planeet aarde
vormen een soort magneet die de energie bij elkaar houdt en voorwerpen
als de maan in de ruimte aantrekt.
- De materie als een
eenzijdige opvatting: we spreken van [[materialisme]] als er
cultureel sprake van is dat geen of onvoldoende rekening gehouden houdt
met de andere basiselementen van de natuur, te weten de factoren 1)
leven (de drievoudigheid van de natuurlijke tijd)
en
2)
geest (die resultaat is van het verschil gevormd
onder de invloed van de ether), en men
zich daarbij bovendien ten derde afzet tegen, of in ontkenning verkeert
van, de integriteit van de drie basis-elementen: de persoon in enge zin of God
in de ruime zin (zie verder onder materialisme).
Vedische referentie:
Materie heet prakriti, de oerether van ongedifferentieerde
energie heet pradhâna, de ether heet akasha en kâla
is de tijd die drievoudig ookwel trikâlika heet, en de
persoon van God, de integriteit van het z.g. volkomen geheel
(om purnam) heet de purusha. All deze termen zijn
fundamentele begrippen in de vedische filosofie.
Zie ook: de geaardheden van de
natuur als de natuurlijke
basis van ons bestaan. De definitie van filognosie als een uitbreiding, of variatie, of vorm van logica, met de drievoudigheid van het universum.
Materialisme: is de filosofie die alles terugvoert op
materiële, kwantificeerbare grootheden. Materialisme kenmerkt zich
door een zekere moraal die simpelweg neerkomt op het vooropstellen van
de dierlijke waarden van het 'ik' en 'mijn' van het primaire eten,
slapen, vechten en voortplanten, waarbij vechten dan staat voor een in
wedijver geobsedeerd zijn met seks, geld en macht als de gedroomde
levensdoelen die het geluk en de vrijheid moeten brengen. Dit denken
staat tegenover het idealisme dat zijn geluk meer zoekt in het dienen
van geestelijke idealen van kennis, saamhorigheid en bewustzijn,
verlichting, evolutie en emancipatie, en dat, met een metafysische,
spirituele of gedroomde werkelijkheid naast de bestaande imperfecte
wereld der materie, uitgaat van de meer klassiek filosofische en
theologische, goddelijke waarden en doelen van de mens als het toppunt
van de evolutie. Die waarden zijn filognostisch te omschrijven als het
menselijk moeten delen, helpen, waarachtig zijn en trouw blijven als
voorwaarden voor een bevredigende menselijke samenleving. In de
filognosie vormen de beide opvattingen van het idealisme en het
materialisme de onvermijdelijke keerzijden van een meervoudig
causaliteitsbegrip dat, bij gebrek aan discipline in het tijdbeheer en
de vereniging, niet alleen materieel (naar de vorm) en ideëel
(naar de norm of de aard) in tegenstelling kan verkeren, maar ook
persoonlijk (substantief) en onpersoonlijk (qua doener) in
tegenstelling politiek strijdig zijnde scheef kan lopen. De basis voor
de filognostische integratie van het causale denken vindt men bij de
Grieken bij Aristoteles en bij de Indiërs bij Vyâsadeva. De
meervoudige causaliteit kent ook een ziekteleer: een crimineel (een
psychopaat, sociopaat of zedendelinquent) is een doorgedraaide
materialist, een gek of schizofreen is een doorgedraaide idealist, een
doorgedraaide impersonalist is een dwangneuroot met een
privé-religie en een doorgedraaide personalist is een fobicus of
angstneuroot die achterdochtig met zijn respect voor de normale
medemens kwijt in niemand vertrouwen stelt en neigt tot verslaving.
Doordraaien is het gevolg van de controle kwijt zijn als de
compensaties in de eenzijdigheid van de discipline falen. Onwetendheid,
een gebrek aan kennis van de verzaking b.v., is de fundamentele oorzaak
van het menselijk lijden, en de genezing is de filognosie, de liefde
voor de kennis, te dienen - zoals collectief vrijwel iedereen, maar
helaas niet al te bewust, via het uitkeringsstelsel en de V.N. b.v,
wettelijk verplicht uit achting voor de mensenrechten reeds min of meer
doet.
Met als antoniem de term transcendentalisme of
idealisme, is materialisme, filognostisch gezien, de geestelijke
aandoening van het verwarren van het middel en het doel. Kennis, macht,
schoonheid, verzaking, roem en rijkdom zijn geen doelen maar slechts
middelen om te komen tot de persoon, eerijk delen en dienstbaarheid,
vereniging, analyse, orde en de juiste afwegingen. De bevrijding in
dienstbaarheid aan de integriteit van die idealen, ofwel de Hoogste
Persoon van God, is het persoonlijk doel, vrijheid van illusie, het
nuchter zijn, is het wetenschappelijk doel en verlichting in liefde
voor de regulerende principes is het spirituele doel. Als ziekte, of
ontregelde staat van zijn, wordt de materialistische aandoening, naast
de drie andere genoemde typen van geestesziekte op basis van een
falende logica wat betreft het idealisme, het personalisme en het
impersonalisme, omschreven in vier syndromen overeenkomstig het falen
in de vier regulerende principes van waarheid, zuiverheid,
boetvaardigheid en mededogen, die door de normale gezonde mens
wèl worden nageleefd. Deze syndromen, die je ook kan aanduiden
als ziekelijke, tot psychopathologie neigende, fixaties van de
politieke geest in weerwil van de wet van de tijd - die alles dynamisch
en bewust of momentaan houdt -, zijn:
1) In
relatie tot de waarheid: het chronisch uitputtingssyndroom: door
vervreemding van de natuur, met name van de dynamiek van natuurlijke
ritmen, zingt men - 'de leugen regeert' -0 los van het krachtveld van
de natuurlijke ether en genetisch, evolutionair vastgelegde
conditioneringen en put men zich uit in compensaties als
managerssyndromen die de entropie aan de basis niet kunnen
terugdraaien, onbeheersbare zorgsystemen die, als waren het mislukte
religies, iatrogeen steeds meer een probleem voor zichzelf vormen en
mislukkende scholingsstructuren die een ontredderde jeugd en
thuissituatie niet kunnen verhelpen; men spreekt ook wel van een
cultuurneurose in dit verband, van een niet meer effectief
functionerende cultuur. Het gevaar, door sommigen gevoeld als een
constante bedreiging, van min of meer plotselinge persoonlijke, dan wel
collectieve decompensaties in individueel-sociale, en
collectief-nationale en internationale politieke en maatschappelijke
chaos, crisis en burgeroorlog, verslavingen en zelfmoorden, ligt met
name met dit syndroom op de loer.
2) In relatie tot
de zuiverheid: het perversiesyndroom: door tegennatuurlijk
gedrag ontwikkelt men karakterafwijkingen die bestaan uit
rechtvaardigingen en cultiveringen van zwakheden en dwangmatig,
mechanisch en chemish, seksueel gedrag dat een bedreiging vormt voor de
persoonlijke integriteit, de algemene gezondheid, de intelligentie en
de stabiliteit van duurzame relaties en de huwelijkstrouw; het syndroom
werkt behalve soa's, de zelfzucht in de hand en ondermijnt met
zedeloosheid de professionele en vrijwillige zorgstaat of algemene
dienstbaarheid in naastenliefde.
3) In relatie tot de
boetvaarigheid: het economisch onevenwichtigheidssyndroom;
doordat
men
met
een
gebrek aan boetvaardigheid het geld vooropstelt als
de god der bevrijding raakt men in de illusie dat veel geld en/of bezit
hebben of verwerven, inclusief een mentaliteit van concurreren, gokken
en speculeren, de vrijheid geeft. Hierdoor ontstaat echter
maatschappelijke ongelijkheid, nationale en internationale politieke
spanning, een overspannen veiligheidsstreven en een slecht lopende
economie met werkeloosheid gekenmerkt door een overmaat aan passief
kapitaal enerzijds en armoede anderzijds. Eveneens draagt een gebrek
aan boetvaardigheid in deze categorie bij tot chronische ziekten als
gevolg van overgewicht omdat men niet vast en offert, algemene
arbeidstress a.g.v. eenzijdige en door sleur gekenmerkte leefstijlen,
en hart- en vaatziekten als gevolg van ongezond eten en te weinig
lichamelijke oefening enerzijds en een tekort aan rust en slaap
anderzijds.
4) In relatie tot het
mededogen: het chronisch geweldsyndroom; door structureel
niet-noodzakelijk geweld jegens plant en dier gaat individueel voor de
mens de levensvreugde die voortkomt uit het met alle levende wezens
delen van de planeet (het 'paradijs') verloren, neemt in de geest van
het roofdier zijn geluk zoekend in andere zaken het onderlinge
wantrouwen toe en het mededogen met elkaar af en neemt, met de behoefte
aan meer levensruimte of jachtgebied, de kans toe op persoonlijke
ontreddering als mensen buiten de boot vallen, de kans toe op zinloos
geweld thuis en op straat met het uitleven van de verkeerde geest
alsook de kans op collectieve conflicten om dezelfde 'ik' en
'mijn'-reden. Verder raakt op mondiaal niveau te veel landbouwgrond
opeisend van de vrije natuur, de ecosfeer verstoord, neemt de
woestijnvorming toe (vecht daartegen en niet tegen de
woestijnbewoners), de biodiversiteit op land en in de zee af, en
ontstaan er zo ook meer natuurrampen.
Het
materialisme kan filognostisch als een verwarring van doelen en
middelen ook gezien worden als 1) een gebrek aan evenwicht, of foute
koppeling, tussen de volheden of vormen van fortuin enerzijds en de
orde van het leven en denken dat daar bij hoort, en 2) als een vorm van
corruptie in het aanzien van het middel voor het doel. Het denken,
onevenwichtig in en corrupt met de velden van handelen en de
burgerdeugden, erodeert dan tot een -isme, een eenzijdige opvatting,
die, ten koste van anderen, is gefixeerd op een bepaald idee van geluk
dat juist het gebrek van de opvatting in kwestie illustreert. Filosofie
is in evenwicht als ze bestaat uit liefde voor de kennis, maar gericht
op, of gedreven door, de macht b.v. verwordt het tot een verwerpelijke
vorm van relativisme, een neiging om uit behoefte aan de controle over
alles, alle absoluten die die controle in de weg staan, weg te wuiven.
Zo zijn er dan dertig vormen van corrupte en niet-corrupte
materialistische onevenwichtigheid te constateren in relatie tot de zes
vormen van evenwicht die staan voor de integriteit van de volheden in
relatie tot de zes visies van de filognosie als formule: 'De methode
van de intelligentie, is de macht van de wetenschap, waarin de analyse
van de harmonie, (//), verenigd is in de verzaking, zodat de roem van
de persoon, zich doet gelden als de rijkdom.' (zie ook volheden, hypocrisie, een bespreking van de -ismen, en de synopsis).
Meditatie: serieuze overweging overeenkomstig een plan.
Het tot het hier en nu terugleiden van de geest. De bewuste handeling
van het gelijkrichten van de geest met de (waarden, kennis, individuele
en sociale werkelijkheid van de) ziel. Omdat met meditatie een proces
van deconditionering op gang wordt gebracht, wordt de energie die door
het proces vrijkomt gewoonlijk gebonden middels oefeningen: gebed,
lichaamshoudingen en rituelen. De klassieke waarschuwing is dat
meditatie zonder het juiste binden van de energie in overeenstemming
met de ether en zijn natuurlijke orde van de tijd, het gevaar geeft
mentaal en sociaal te ontsporen. Het juiste binden van de energie vormt
het alternatief voor het je afreageren dat het ego met het lichaam
verbindt als de energie zonder plan wordt losgelaten (afb.).
Filognostisch spreken we van vijf vormen van meditatie:
1 - de meditatie op
de feiten (hier en nu),
2 - de meditatie op de principes,
3 - de meditatie op de persoon,
4 - de meditatie op het verleden,
5 - de meditatie op de toekomst.
De eerste vorm is de
uiteindelijke doorslaggevende vorm (zie ook intelligentie).
Neurose: betekent letterlijk het hebben van zwakke
zenuwen; het is de meer of minder chronische staat van onzeker zijn van
zichzelf die regelmatig uitloopt op angsttoestanden. Het wordt
beschouwd als de normale bewustzijnstoestand van de moderne mens die
geconfronteerd wordt met het gespletene (schizoïde) van de
ego-samenleving die verkeert in tegenstellingen en daardoor ineffectief
is. Vaak wordt psychotherapie geopperd als de beste genezing, maar het
wordt algemeen betwijfeld of therapeutische discussie ook maar iets zal
veranderen aan de gespletenheid van aangepast zijn aan de moderne
maatschappij. De filognostische remedie houdt in dat er een ander
tijdbewustzijn wordt ontwikkeld waarmee men een weerstand beheerst
tegen de normale ziekmakende macht van de conditioneringen der
materiële gehechtheid.
Niveau: niveaus zijn er acht. Ze
vertegenwoordigen het abstractieniveau voor een individu of een
individuele identiteit. Deze niveaus leiden tot identiteitsfuncties die
de verschillende graden van ervaring of geaardheid definiëren kenmerkend voor een speler van het Spel van de Orde (zie verder transcendentie).
Persoon: het zelf van de logica en de rede; de
eenheid of integriteit van het bewustzijn van de tijd. In die
tweede zin is de notie van de persoon verwant met het begrip van de ether.
De persoon kennen we
filognostisch ook wel als de integriteit van de drie-eenheid van ziel, geest en ego. De ziel is het (in heiligheid) gedeelde
zelfbewustzijn, de geest heeft de vrije keuze en het ego is de
identificatie met het eigenbelang, het ik-besef.
Het persoonlijke vormt een
van de drie basisvisies in de filognosie. De andere twee zijn het denken terwille van de
feitelijkheid en het denken terwille van de principes. Filognostisch
bestaat de dualiteit van de persoon uit de tegenstelling tussen de kerk
en de staat, tussen het persoonlijke religieuze beleven enerzijds en de
politiek van de vrije meningsuiting anderzijds. Dezen staan voor de
dualiteit van de visie op het poersoonlijke die men ontwikkelt met de
volheden van de tijd: de rijkdom en de roem als de kennismiddelen om
tot zelfverwerkelijking te komen.
De logica ten behoeve van, in de richting van of terwille van, of
naar de persoon noemen we substantief.
De logica van het denken
vanuit de persoon in de richting van de werled of the essentie noemen
we bevrijde logica.
* Vedische referentie: purusha
* Zie ook: Psyche | God | Visies | Tetrade en Triade
Principes: de vuistregels voor goed gedrag in de
filognosie. Ze zijn afgeleid van de fundamentele waarden en vormen als
het ware de basisgeboden. In het spel en de drievoudigheid van de
filognostische disciplines vormen de principes de kern van de
spirituele discipline die bestaat uit transcendentie in gnosis en
bewustzijn van dualiteit in analyse. Als regulerende principes gelden
ze als: niet liegen en geen intoxicatie, geen promiscuiteit, niet
stelen, en geen vleeseten. Als de basiswaarden voor de menselijkheid en
de ziel als: waarheidliefde, zuiverheid, boetvaardigheid en mededogen.
De principes bepalen de regels van het Spel van de Orde:
• Respecteer de waarheid, geen escapisme.
• Blijf trouw, bedrieg niet en maak geen misbruik.
• Deel wat je hebt, gok niet op enige winst.
• Respecteer alle levende wezens.
Het overtreden van de basisprincipes maakt van iemand een profiteur - het filognostisch equivalent voor een
zondaar - die zijn schuld moet inlosssen, moet afdoen om stabiliteit en
geluk te bereiken.
Christelijke basis: de geboden niet te liegen, niet te stelen, niet
ontuchtig te zijn, en niet te doden.
Vedische referentie: vidhi - satya, dayâ, tapas, sauca.
Profiteur: filognostisch equivalent voor zondaar of
gevallen ziel. Afgemeten aan het ideaal van volle
zelfverantwoordelijkheid is iedereen een profiteur die meer neemt dan
geeft. Zoals met het klassieke begrip zonde wordt profijt trekken
verondersteld de motor te zijn van het morele geweten: het maakt
schuldig morele en materiële belastingpenningen te betalen in de
vorm van betrokkenheden en geld.
Psyche: menselijke zelfreflectie. Kan ego zijn, kan
ziel zijn. Eveneens gebruikt voor het mentale, de vitale essentie en de
geest. Van de psyche weet men dat ze betrekking heeft op vier
afdelingen van reflectie: denken, voelen, willen en handelen (afb.). Zie ook onder Ziel.
Psychologische tijd: is de instabiliteit van iemands
tijdbewustzijn. Het kan worden gedefinieerd als het verschil dat de
klok vormt met de zonnewijzer. Als zodanig is het een kwantificeerbare
variabele die zich leent voor gedragswetenschappelijk onderzoek. In een
bredere context heeft de term betrekking op de ervaring van de tijdloze
tijd of sacrale tijd. Verzonken in activiteiten of mediterend, is men
geneigd de tijd te vergeten. Verstrikt in materiële activiteiten
kan men onder de tijd lijden. Aldus kan er instabiliteit zijn in
iemands tijdsbewustzijn. De instabiliteit van de psychische ervaring
van de tijd welke resulteert in de psychische moeilijkheden van het
hebben van symptomen van neurotische onzekerheid en compensatie zoals
men dat aantreft in het verstrikt zijn, zijn toe te schrijven aan het
culturele kader van de materialistische samenleving die manipulatief
zijnde met de tijd zorg draagt voor een vervreemding van de natuurlijke
tijd, die resulteert in culturele frictie of systeem-stress. De
genezing van het negatieve van de psychologische tijd wordt gevonden in
de cakra-orde en de filognosie die erbij hoort welke leidt tot het
herstel van het natuurlijke bewustzijn (zie ook de definitie van de tijd].
Realiteit: staat van zijn. Voor de ziel is God de
werkelijkheid, voor de geest de ruimte, voor het leven de tijd en voor
de vorm is de materie de werkelijkheid.
De ganse gemanifesteerde
werkelijkheid kunnen we, in overeenstemming met René Descartes, beschouwen als een omvorming van de ether, ofwel van de ruimte met materiële
eigenschappen zoals Einstein de relatieve ether definieerde. Die
ruimte-energie drukt zich vedisch, overeenkomstig de z.g. purusha-avatâra's'', de drie gedaanten van Vishnu, uiteindelijk in de manifestatie van elementaire deeltjes
uit die beheerst worden door de vier fundamentele
natuurkrachten. Vishnu
beschouwt men in de Bhâgavata Purâna als de belichaming van de ether, het eerste
effect van de schepping. In die zin kennen we de werkelijkheid als
bestaande uit de kosmische orde (de tijdruimte) de universele orde (de
buitenruimte tussen de sterren ofwel het uitspansel) en de lokale orde
(de gekromde ruimte rondom hemellichamen).
De dualiteit van het
manifeste (''apara'') en niet-manifeste (''para'') van de
tijd, de ruimte en de materie, de heilige drie-eenheid van de
natuurkunde, vormt het kennismiddel van de volheden dat leidt tot de zelfrealisatie van de mens in zijn zes
fundamentele gezichtspunten. De tijd vormt het leven van het universum,
de ruimte is het klassieke bereik van de geest en de materie vormt het
object voor de analyse en de transcendentie.
- Leven: De tijd
vormt de dualiteit van de roem en rijkdom die leidt tot de religie en
de politiek van de 5Dkompas-as van de [[persoon]].
- Vorm: De materie
vormt de dualiteit van de schoonheid en de verzaking die leidt tot de
artisticiteit en de analyse enerzijds en de transcedentie anderzijds
van de 5Dkompas-as der [[principes]].
- Geest: De ruimte
leidt in tweeën gezien langs de 5dkompas-as der feiten tot de
intelligentie en de macht van de feitencultuur die zich doet kennen in
de vorm van de filosofie (de methodische denkwijze) en de wetenschap
(het pardigmatisch beheersen met machines)
* Vedische referentie: ''brahman'',
''prakriti'',
''purusha'',
''avatâra''
en
''guna''.
Zie ook: materie, volheden, filognosie, geaardheden, Het paradigma van de Relatieve Ether 9hoofdstuk 5 uit het Pamflet voor een Nieuwe
Energiepolitiek), (5D)Kompaskwadrant: een ruimtelike voorstelling van de
filognostische orde. (afb.).
Schizoîdie (gespletenheid): de mentale staat van de
innerlijke verdeeldheid. Het wordt beschouwd als de staat die
voorafgaat aan de psychotische ontsporing waarin het individu uitloopt
op een chaos van zelfreflectie. Eveneens gebruikt voor de moderne
samenleving in oppositie tegen de natuur en zichzelf, bij tijden
belandend in de chaos van oorlogvoering. Materialisme, met het ego van
oppositie er eigen aan, vormt zo de voedingsbodem.
Schizofrenie: de mentale toestand die resulteert uit
verlichting zonder discipline. Het wordt beschouwd als een ernstige
geestesziekte waarvoor geen medische genezing bestaat daar de
realisatie van spirituele zelfreflectie niet ongedaan kan worden
gemaakt tenzij zwaar geblokkeerd door psychopharmaca die een andere hel
van bestaan vormen. Afkerig van discipline en de autoriteit die erbij
hoort vervreemdt het individu van de spirituele werkelijkheid die wordt
waargenomen als zijnde ongecontroleerd en demonisch. Deze mensen werden
vroeger tevens als zijnde bezeten door boze geesten beschouwd. Een
andere manier het te definiëren is: de staat van verdeeld en
begoocheld zijn in het bewustzijn van tijd en plaats waarin men geen
gevoel van richting heeft in het leven. Het kan ook de ziekte genoemd
worden van de misvatting van het niet-dit-bewustzijn van materiële
identificatie. De genezing ligt in het aanvaarden van de geestelijke
uitdaging de discipline te leren van het zich gelijkrichten naar de
ziel in het hier en nu van een geestelijke autoriteit.
Tempometer: een klok die met de zon gelijk staat. Het
is formeel gezien een astronomische klok (zie ook de webpagina ervoor). De tempometer vertegenwoordigt in de
filognosie de mûrti, de beeltenis, of het beeld van God,
dat tevens de moeilijkheid vormt, een abstractie voorstellende van de
wijsheid die daarachter wordt gevonden in woorden en realisaties van
een grotere reikwijdte.
Tijd: de opeenvolging van momenten. Heel nuchter
is tijd afstand gedeeld door snelheid daar snelheid wordt uitgedrukt
door het delen van de afstand door de tijd. Voor statische objecten is
tijd dus een uitdrukking van afstand. In zekere mate is het culturele
begrip van tijd problematisch dat een gemeenschappelijke snelheid
negeert en de afstand ontkent en elektronisch overbrugt aangezien noch
afstand, noch de dynamiek of het bewustzijn van snelheid aan het begrip
gerelateerd schijnt te zijn. Derhalve, psychologisch gezien, wordt de
tijd cultureel gekend als een identiteits-conflict waarin de persoon is
gedesoriënteerd naar de getimede plaats en de ware tijd van de
gebeurtenissen in de natuur. De instabiliteit van de tijd-ervaring
wordt psychologische tijd
genoemd terwijl de gemeenschappelijke beweging van de draaiende planeet
het ware van de tijd aangeeft. Culturele tijd wordt gekend als de
klokkentijd. De drie begrippen van tijd die tezamen zijn totale
definitie uitmaken kunnen worden verenigd in de formule Tp=Tw-Tk. In
normale taal: psychologische tijd kan worden herkend als het product
van de negatieve relatie - het verschil - tussen klokkentijd en
natuurlijke tijd (afb.)
Vedisch
spreekt men van trikâlika bij de driedeling van de tijd (kâla). Doorgaans wordt daar het verleden, het
heden en de toekomst mee bedoeld, maar er zijn ook andere indelingen
die hiermee verband houden: de drie zich herhalende seizoensgebonden
viermaandelijkse perioden van het jaar (winter, zomer en lente/herfst);
het creatieve, destructieve en behoudende van de tijd; het natuurlijke,
culturele en psychologische van de tijd; het cyclische, lineaire en de
eenheid van de tijd en, meer empirisch en specifiek cyclisch, de orde
van de zon, de maan en de sterren (afb.).
Religieus gezien is
tijd de (onpersoonlijke) gedaante van God die in zijn totaliteit het
bestaan van alle levende wezens overheerst eveneens orde en vrede
gevend, aanbiddelijk zijnde als de Heer zelve. Wetenschappelijk
wordt de term dualistisch beheerst reductionistisch slechts refererend
aan een absolute meeteenheid (de electromagnetische definitie Tk) of
klassiek refererende aan de draaiing van hemelse objecten (de
dynamische definitie Tw).
De filognostische definitie benadrukt de
psychologische aard van de tijd, daarbij het dualistisch konflikt van
wetenschappelijke benaming beëindigend door simpelweg een praktijk
van respect te beschrijven terwille van het bewustzijn van beide
begrippen van wetenschappelijke tijd. Op die manier wordt het
psychologisch probleem van de tijd-identiteit opgelost.
Filosofisch is de tijd, met het tijdelijke,
het per definitie voortdurend bewegen van het universum dat, per plaats
verschil makend, het moment is dat steeds hetzelfde is. Zo bestaat er
dan wel een etherische, momentane eenheid, maar geen gelijktijdigheid.
Tijdsvereffening: het dynamisch verschil tussen de klok en de
zonnewijzer, bepaald door de scheve aardas en de niet cirkelvormige
baan van de aarde om de zon. De vereffening is een samengestelde curve
die van november tot en met februari maximaal een verschil van een half
uur oplevert met een niet gecorrigeerde klok. De z.g. Tempometer is de - astronomische - klok die rekening houdt met de
vereffening, zodat hij altijd twaalf uur aangeeft als de zon door het
zuiden gaat (zie ook de de pagina voor vereffening).
Transcendentie: overstijging; bovenzinnelijk bewustzijn;
het zich boven de dualiteit van het zinnelijke vereenzelvigen met de
getuige; keuzevrijheid; het hier en nu bewustzijn. Overstijging is van
essentieel belang in de filognosie om niet verstrikt te raken in het
ego van de maatschappelijke identiteit die bestaat uit iemands
burgerlijke status en beroep. Door de functie van het ego op een hoger
niveau van abstractie te ontwikkelen in een proces van emanciperen,
wordt de valsheid van het geïdentificeerd zijn tegengegaan,
gerelativeerd ofwel bevrijd. Door transcendentie ontstaat de vrije
keuze en kan de persoon zijn vrije wil uitoefenen, zo niet, dan spreekt
men van gehechtheid in het dienen van het zintuiglijke. Transcenderen
doet men in dienst aan de principes van de ziel. Het valse ego kent men
in de vorm van de politieke partijen die met de burgerdeugden in
oppositie verkeren in de velden van handelen. De individuele ziel of
het ware ego kent men spiritueel door meditatie en politiek in de kiezersgroepen die overeenkomen met het op een hoger niveau
in evenwicht verkeren en verantwoording nemen voor de zestien
verschillende burger-identiteiten. Er zijn acht niveaus van
overstijging: die van de lust, de oefening, de uitvoering, het
socialiseren, het helpen, het praten, het begrijpen en beheersen. Ze
zijn zijn afgeleid van de acht klassieke onderdelen van de
bewustzijnsvereniging (de yoga): de eed, de regulatie, de houding, de
adembeheersing, het inwaarts gericht zijn, het concentreren, het
mediteren en de verzonkenheid (vedisch: ashthânga, de acht leden van de yoga).
Velden: samengevat zijn in essentie vier
(externe) velden van handelen: het sociale veld van het valse ego zoals
ingesteld door de cakra-orde van iemands vrije associatie; het fysieke
veld van de materiële elementen als geregeld in iemands
individuele ondernemen of zaken doen; het individuele veld van de
privé-sfeer zoals geregeld door de religie of religieuze plicht;
en het spirituele veld van iemands verenigingsleven dat iemands
bevrijding of sociale dienstverlening definieert. De religie dekt de
laatste twee velden en iemands concrete materiële belang wordt
gedekt door eerste twee. De velden zijn het resultaat van een
combinatie van het vergelijken van de kwaliteit van iemands leven met
de kwantiteit. Er zijn ook innerlijke velden van handelen die
betrekking hebben op de verschillende dimensies van het functionerende
brein. (zie afb.)
De externe velden van
handelen hebben betrekking op de burgerdeugden en het verschil
tussen de kwantiteit en de kwaliteit naar de vaishnava zegswijze: 'de
mens
is
kwalitatief
gelijk,
maar kwantitatief ongelijk aan God'. De
innerlijke velden hebben betrekking op het verschil in hersenfunctie
dat de dualiteit vormt met het causale. De externe velden resulteren in
een vierdeling met de dualiteit van zowel 1) de kwaliteit van het
concreet of materieel zijn enerzijds, met het abstract, transcendentaal
of metafysisch, of ideëel zijn anderzijds; en 2) de tweevoudige
natuur van de kwantiteit van het enkelvoudig of individueel zijn aan de
ene kant en het talrijk of sociaal zijn aan de andere kant. De vier
opties in een matrix gezet resulteren in vier typen van velden die
worden herkend als het individuele belang van het concrete en het
ideale, en het sociale belang van het concrete en het ideale. Deze vier
komen overeen met de vier velden zoals vermeld door Vyâsadeva in
zijn vers in de Bhagavad Gitâ(13: 5-7) wat betreft de velden: het ongemanifesteerde (sociaal
ideaal), het valse ego (sociaal concreet), de materiële elementen
(het individueel concrete) en de intelligentie (het individueel
ideële). Deze velden dekken ook de vier fundamentele burgerlijke
deugden (vedisch: de purushârtha's) van het afregelen van
de omgang in een club of vereniging (het ideëel sociale), de lust
(het sociaal concrete) de economie (het individueel concrete), en de
religiositeit (het individueel ideële). De vier velden evenwichtig
beheerst maken deel uit van de cakra-orde die de dagen van de
zonnekalender toewijst aan het individueel ideële en het sociaal
concrete veld, terwijl de dagen van de maan zijn toegekend aan het
individueel concrete en het sociaal ideële veld. Een ander
belangrijk filognostisch kenmerk van de velden is het idee dat de mens
niet evenwichtig zijnde met de velden van handelen zichzelf isoleert in
fixaties naar een van de velden en aldus komt tot zijn politieke
partijen die in oppositie in het parlement het nimmer eens zijn over
een rechtvaardige verdeling van de zetels voor de
volksvertegenwoordigers, zodat de zogenaamde status-oriëntatie kiesgroepen (varnâs'rama) en een
overeenkomstige herverdeling van ministeries nodig is. De velden in
egotistische sociale oppositie staan dan voor de socialisten (sociaal
ideëel ), de extreem-rechtse of nationalistisch rechtse partijen
(het sociaal concrete), de rechtse liberalen van het zakenbelang (het
individueel concrete), en de religieuze,
privé-georiënteerde partijen van de conservatieven (het
individueel ideële). Deze verschillende partijen in geval van materiële
corruptie vervallen in de
vier dictaturen van het communisme (sociaal ideëel),
militaristisch fascisme (concreet sociaal), elitair kapitalisme
(individueel concreet), en het dictatoriaal en terroristisch
fundamentalisme (individueel ideëel). Coalities van deze vormen
van 'neigen naar de duistere kant' resulteren in wereldoorlogen. De
remedie om al deze ellende te voorkomen bestaat uit de filognostische
discipline van het leven van het evenwicht naar de velden van handelen
v0lgens de cakra-orde, hetgeen alleen echt goed mogelijk is met de
regulerende beginselen (verzaking, yama) en
de transcendentie naar de niveaus (de acht leden, ashthânga; zie ook het plaatje van de waarden en de niveaus van transcendentie).
Zie ook de
pagina wat betreft
de velden, de
cakra-orde, de
synopis (I-b) en de volledige kalender van orde
De interne velden bestaan
uit
de
drie
dimensies
van het functionerende brein en hebben betrekking
op de verdeling van iemands uren gedurende een dag. Deze dimensies
betreffen de dualiteit van de frontale/occipitale gebieden van het
initiatief of de persoonlijkheid en de ontvankelijkheid of de gebieden
van waarnemen (vedisch karmendriya's en jñânendrîya's),
het
vedische
belang
van
het intellect tegenover dat van de emotionele
centra (het jñâna-belang tegenover het bhakti-belang
van
de
yoga)
en
het laterale, ruimtelijke belang tegenover het
tijd-belang (het belang van de ether-beheersing of van akasha,
versus de geconditioneerde orde van de tijd genaamd de cakra-orde
ofwel
van kâla). Ook in deze velden moet het gezonde
individu evenwicht houden ten einde niet te corrumperen in persoonlijke
perversies of psychopathologie. Met de ontvankelijke gebieden verdeeld
naar het laterale komt men uit op de belangen van de natuur (de
tijdwaarneming) versus de vorm (ruimte-waarneming) terwijl de actieve
gebieden betrekking hebben op de persoon (ruimte-beheersing) en de
doener (tijd-beheer). Deze vier afgezet tegen de verticale dimensie van
het mentale tegenover het fysieke of emotionele belang resulteert in de
acht verschillende hoofdactiviteiten van een normale dag van handelen
van een individu: passief mentaal - mediteren naar de natuur en dromen
naar de vorm; actief mentaal - studeren en vrijwillige arbeid;
ontvankelijk lichamelijk - hobby's naar de eigen aard en het huishouden
naar de eigen gedaante; en het actief fysieke - socialiseren naar de
persoon en werken voor anderen naar de doener. Het gebrek aan evenwicht
tussen de innerlijke velden van handelen van een normaal dagschema -
hetgeen resulteert in psychische klachten - maakt de verschillende
dagen van studie, vasten en vieren noodzakelijk die compenseren voor
een gebrek aan actie wat betreft met name de velden van het
vrijwilligers werk of de liefdadige arbeid, het studeren en mediteren,
en het socialiseren buitenshuis. Deze worden eveneens gedekt met de cakra-orde van de
filognosie (zie
ook onder de burgerdeugden
in relatie tot de velden van handelen en de tijd, en onder causaliteit).
Zie eveneens de
pagina
betreffende
de
velden,
en de tempometer en
de maantabel voor het timen van uw dagen naar de zon en de maan.
Vereniging: de
filognosie kent vele vormen van vereniging in het
sociaal/ideële veld van het verenigingsleven; m.n. sportief en
religieus (zie velden
van
handelen). De
bewustzijnsvereniging kent men, naar de drie vormen van de yoga, als
• de vereniging in de arbeid (karma),
• het vrijwillig werken (upâsana)
en
• de spirituele kennis (jñana).
Kortom bestaat vereniging in de filognosie uit bidden, werken en
weten. Upâsana is de vedische term voor toegewijde,
devotionele activiteiten ofwel bhakti. In termen van arbeid heet het
ook wel akarma (niet-werken, 'werkeloosheid', vrijwillig werk,
ongemotiveerde arbeid). Er is een illegale vierde vorm van het zich
verenigen in de arbeid en dat is het zich verenigen in adharma
of onrechtgeaard handelen, oftewel de misdaad. Men noemt het vedisch vikarma.
Seksuele vereniging, tantra.
Zich
vereniging
in
het
seksuele noemt men vedisch tantra yoga
of gewoon tantra. Het gebruik van deze term bestaat naast de
alternatieve vedische betekenis van 'ritueel-mystiek geschrift' (zie van Dale).
Klassiek wordt de tantrische seks, waarbij men is gericht op de
meditatie ervan en niet zozeer op een orgasme, ingedeeld in drie
gedeelten:
• heldhaftig (vira) wisselende partners, maar minder gehechtheid.
• dierlijk (pas'u) trouw aan een partner, maar bezitteriger van
aard.
• goddelijk (divya) alleen sex voor het nageslacht, de rest
subliminaal,
Maar filognostisch onderscheiden we vijf vormen van seksueel gedrag
waarop men kan mediteren voor het verenigen van lichaam en geest.
• liberaal - zie boven heldhaftig (want onthecht) of gewoon
promiscue en ontrouw.
• loyaal - zie boven: dierlijk of gewoon monogaam en trouw.
• heilig - zie boven: goddelijk of celibatair.
• passief - onwillekeurige sex in dromen en sex passief beleefd
door anderen aangekaart, meditatief zonder verlangen ernaar.
• deviant - perversies, fantasieën, masturbatie,
homoseksualiteit (zie afb.).
Het zich seksueel meditatief verenigen behoort, op basis van de
regulerende principes en de waarden, wat betreft de actieve vormen, tot de spirituele
discipline. Religieus is men ofwel onervaren, passief seksueel van
instelling, ofwel heilig van beheersing en intentie. De rest van het
zich niet aan de regels houden met de seks, is dan misbruik en zonde in
religieuze termen. Filognostisch spreken we dan van profiteren dat
afdoen (religieus: boete of tapas) noodzakelijk maakt. Heilig
van beheersing zijn, maar dan zonder dharma of discipline, d.w.z. wel
de verlichting ervan willen maar niet de verplichting, leidt tot
demonische bezetenheid (valse vereniging, zie ook vikarma
hierboven en schizoïdie en schizofrenie).
Vedisch equivalent voor de
driedeling van de yoga: kânda (lett.: sectie, gedeelte;
zie verder nog het artikel 'Tijd voor Seks').
* De zuiverheid van het zich
verenigen in divya tantra heet s'auca.
Verlichting: vrijheid van
verlangen, overgave aan de innerlijke stem van rede en logica, de
soevereine, zelf-verantwoordelijke houding met de wijsheid in
zelfverwerkelijking. Zie ook het begrip van bevrijding welk betrekking
heeft op het van dienst zijn dienst met of dienen van deze positie en
het begrip schizofrenie als de mislukking van de verlichting. Het
vedische equivalent: kailavalya.
Visies ('gezichtspunten, zienswijzen,
filosofieën, darshana's) Een visie, of gezichtspunt houdt
in dat men in verhouding tot een bepaalde cultureel overgedragen vorm
van kennis, in dienstbaarheid daaraan, met een eigen positieve kijk
daarop, bevrijding vindt van een zekere individuele werklast die zowel
genetisch als cultureel inherent is aan het als een continue ziel - of
zelf van principes - getuige zijn van wisselende materiële
omstandigheden.
De syncretie van de filognosie, ofwel het naar elkaar toevertalen van de verschillende
menselijke zienswijzen in de liefde voor de kennis, resulteert erin dat
de kerngedachte ervan als een atoom ingebed is tussen de twee meest
opvallende zienswijzen in het leven, de religie enerzijds en de
wetenschap anderszijds. De nederlandse expert in de gnosis, Gilles Quispel, formuleerde de gnosis ook als zodanig (zie afb.).
Een derde gezichtspunt dat daarbij in de
filognostische hang naar volledigheid naar voren treedt, is die van de
methodische overwegingen van de filosofie in relatie tot de menselijke
en grotere natuur als onderdeel van het feitenbelang van de wetenschap,
en een vierde gezichtspunt is dat van de moderne democratische politiek
waarin de commentaren en inzichten van de verlichting in reactie op de
meer traditionele, religieuze sociale samenhang en dogmatiek, tot een
zelfverantwoordelijk, praktisch, maatschappelijk leiding geven komen.
De gnosis immers kan, filognostisch gezien, niet alleen een vorm van
denken zijn. De filognosie aldus compleet zijnde als een speciale,
uitgebreide vorm van gnosis, als een vorm van spiritualiteit rondom de
regulerende principes - het vertalen van de menselijke waarden in gedragsregels -, bestaat in de engere,
principiële zin zelf, dualistisch gezien, dan weer uit enerzijds:
1) Een visie die de
relatie tussen geest en de stof, tussen de leerling en de leraar
beschrijft. Dit noemen we de analytische relatie die model staat voor
de fundamentele dualiteit van geest en stof die in liefde voor de
kennis, de filognosie dus, tevens een artistieke en
educatieve/therapeutische opdracht inhoudt om harmonie en schoonheid
tot uitdrukking te brengen en over te dragen en geestelijke en
lichamelijke gezondheid te bewerkstelligen en te bekrachtigen.
2) Anderzijds is er
gnostisch de spiritualiteit als een cultuur op zich van het niet enkel
maar een vorm van transcendentaal weten of ontleden in dualiteiten en
elementen zijn, maar ook een discipline zijn om tot stabiliteit in het
geluk met die transcendentie te komen.
Traditioneel religieus hadden
de monniken die discipline christelijk met de regel van Benedictus in
hun greep: gehoorzaamheid, armoede en kuisheid gecombineerd met een
vegetarisch dieet. In de twintigste eeuw meer soorten van geestelijk
leraren leren kennend drong het tot de Christelijkheid door dat deze
regel als twee druppels water lijkt op de yoga-gelofte (de yama) zoals we die van Patañjali kennen.
Aldus intuïtief
doorredenerend hebben we samenvattend te maken met zes verschillende
visies in en rondom het filognosiebegrip. De filognosie, die 1) naar
het principe van de dualitieit van geest en stof analyse heet
en 2) naar de transcendentie in de discipline bestaat uit de spiritualiteit
van een zekere verbondenheid daarin, beoogt dus ook nog twee
zienswijzen die op de persoon zijn gericht: 3) de politiek van
het toepassen van de commentaren en 4) de religie van de
eredienst voor de held en de heilige persoon, en kent daarnaast verder
nog de twee resterende op de feiten gerichte visies van 5) de
filosofische redeneertrant van het naar methode rationeel bezig
zijn met onze natuur en 6) de paradigmatische wetenschap die
daarmee eenduidigheid zoekt in denkmodellen en meetmethoden. In India
vinden we deze zes gezichtspunten terug in de z.g. darshana's.
De darshana's: De zes
systemen van indiase filosofie worden syncretisch beschouwd als zijnde
meer complementair dan in strijd met elkaar, ondanks de uiteenlopende
en somtijds tegenstrijdige aard in het neerzetten van de uitgangspunten
met de begrippen van âtmâ en brahma (zie ook 12.13: 11-12). Deze orthodoxe zienswijzen delen, samen met de heterodoxe
religiositeit van de Boeddhisten, Jains en S'ankaristen waartegen zij
in het geweer kwamen ten tijde van de opkomst van het Christendom, a)
de upanishadische notie van de cyclische tijd in yuga's en reïncarnaties en b) het begrip moksha of bevrijding van die wedergeboorte middels emancipatie en
overstijging. De zes worden vaak samengenomen in de drie fundamentele
dualiteiten of basisvisies van de filosofie: de eenheids/methodische
(wetenschappelijke), de analytisch/verbondene (spirituele) en de
rituele/exegetische (religieuze) benaderingen. Er is ook een suggestie
van progressie in de emancipatie van laag naar hoog in deze volgorde.
* A: Naar de feiten:
- 1 De Nyâya-visie van de methodische benadering. Filognostisch valt
hier ook de filosofie in zijn geheel onder met als het perfecte
evenwicht de geest van de hindoe-cultuur zelf waar deze zes
filosofieën de kern van vormen.
- 2 Vais'eshika, de atomistische, onverdeelde, illusievrije visie op de
werkelijkheid. Paradigmatisch een wetenschappelijk model, een
meetsysteem of een wetenschap.
* B: Naar de principes:
- 3 De Sânkhya-visie van analyse in tattva's in tegenstelling met de purusha. Ook de kunsten vallen hier filognostisch onder.
- 4 De Yoga-visie
van
overstijging
door
meditatie
in acht 'leden' of anga's. Filognostisch culmineert de yoga bij het Christendom in de
gnosis. Het is de bovenzinnelijke verbondenheid in de spiritualiteit.
* C: Naar de persoon:
- 5 De Mîmâmsâ-notie van geregelde plechtigheden en rituele
diensten. De normale religie. Hier valt filognostisch ook de
autobiografie en andere persoonlijkheidscultuur onder.
- 6 De Vedânta-visie van de samenvattende en naar tijd en plaats zich
aanpassende bovenzinnelijke commentaren op de purâna, itihâsa en upanishadische literatuur. Deze visie omvat filognostisch ook de politiek.
- De Nyâya en Vais'eshika visies zijn deel van de wetenschap zoals we die ook in het
Westen kennen, de Karma-mîmâmsâ is terug te vinden in de praktijken van de
burgerlijke Hindoe met zijn mandirs en pundits, de Yoga
is de populaire versie van de geestelijke discipline van het zich
verbinden met het Absolute en het analytische van de Sânkhya visie is opgenomen in de vedântische uttara-mîmâmsâ benadering die we in het Westen kennen als
de Hare Krishna's (zie ook Kapila en yoga;
Wikipedia-hindoeïstische filosofie).
Gemeenschappelijke
kenmerken van de visies: het is zo, zoals dat is met de
oorspronkelijke darshana's, dat ze, naar de omschrijving van wat een
visie inhoud, gemeenschappelijk hebben:
1) Het begrip van
een bewust en continuerend zelf of een ziel
(vedisch: âtmâ ).
2) Het begrip van het kruis of de werklast te dragen door een individu,
familie of volk (karma).
3) Het perspectief van een oplossing van bevrijd zijn in dienstbaarheid
(moksha).
4) Het onderkennen van de autoriteit van een gevestigde cultuur van
schriftuurlijke referentie (paramparâ).
Zie voor de
westers-filosofische aspecten van de visies verder de bespreking van de
klassieke
referentie
onder
filognosie
(zie verder ook onder logica, disciplines en materialisme).
Volheden: de zes vormen van fortuin die men, als de
kennismiddelen, in gedachten heeft met het hooghouden van de zes
zienswijzen van de filognosie. Bij iedere visie hoort een bepaald
specifiek kennismiddel: de filosofie (de methode of het argumenteren)
berust op het hebben van kennis. De wetenschap berust op macht,
de
greep
van
een
paradigma of meetmethode; de analyse berust op de
ideale verdeling, de schoonheid en harmonie; de vereniging van
de spiritualiteit berust op de verzaking; de religie of
religiositeit berust op de roem; en de commentaren ofwel de
politiek bouwt op het belang van de rijkdom (zie afb.).
Koppelt men een volheid aan
een andere visie dan resulteert dat in de onevenwichtigheid
van een -isme, een materialistisch,
eenzijdig idee dat een compensatie vormt en maatschappelijk niet
stabiel is. Men is corrupt met de volheden als men deze kennismiddelen
als het doel ziet. Evenwicht of juiste koppeling met de volheden
resulteert, niet corrupt, in de zes wetenschappen ter verdediging
daarvan die (enkel) tezamen de integriteit van de filognosie vormen:
het Hindoeïsme (de kennis-cultuur), het Boeddhisme (het cultiveren
van de nuchterheid): het Taoïsme (de cultuur van de harmonie in de
dualiteit), het gnosticisme (de cultuur van de spirituele verzaking en
vereniging tussen de wetenschap en de persoonscultuur in), het Soefisme
(de cultuur van de integratie van de religiositeit) en het Vaishnavisme
(de eigenlijke politieke cultuur van de commentaren om integer te zijn
- Vishnu - met de rijkdom- Lakshmî). Vedisch equivalent: bhaga, klassiek gnostisch equivalent: pleroma.
Waarden: de basibegrippen van fundamenteel belang in
de filognosie. De morele basis van het Spel van de Orde en de reguolerende beginselen of principes.Tegenover de dierlijke waarden, van eten,
slapen, vechten en voortplanten, staan de apollinische waarden van de
persoon begiftigd met rede en logica. De filognosie baseert zich
daarbij op de vedische formulering van de waarden van de yoga zoals
uitgedrukt in de yogagelofte (yama), van geweldloosheid,
waarheidliefde, niet stelen, celibaat, en geen bezit nastreven (ahimsa,
satyâsteya,
brahmacârya
aparigraha
yama). De
regulerende principes die rechtstreeks samenhangen met deze waarden
zijn gebaseerd op de formulering van Vyâsadeva aangaande de yama
yogawaarden van de vedische kennis in de vorm van de vier poten van de
stier van het dharma: satya, tapas, sauca, dayâ,
ofwel waarheidliefde, boetvaardigheid, reinheid, en mededogen. Dit zijn
de vier basisgeboden. Niet de gebruikelijke tien geboden dus, maar
enkel deze vier waar je voldoende aan hebt om mee te beginnen; dezen
vormen de grondslag.
Waarheid
Het eerste principe
van de waarheid, satya, is een kwestie van het respecteren van
de feiten van de schepping zoals ze zijn. Geen illusies hebben is de
bedoeling van de wetenschap en in dat verband hadden we het reeds over
het onderwerp van de tijd die je nodig hebt om jezelf in de hand te
hebben. Het houdt eveneens in dat je niet voor de waarheid op de vlucht
slaat door je toevlucht te zoeken in alcohol, drugs of andere
bedwelmende middelen. Zelfs cafeïne en zwarte thee, bruine chocola
en frisdranken waar stimulerende middelen in zitten moet je in de gaten
houden. Je moet de dingen zien zoals ze zijn, en niet afgaan op
kunstmatige zaken die je een vals geluk voorspiegelen. Laat je
gelukzaligheid echt zijn. Het is ook wijs om regelmatig de geschriften
te respecteren zoals het luisteren naar de Bhagavad Gîtâ iedere ochtend voordat je aan je werk begint. Richt je naar
de leidraad van de klassieke waarheden der wijsheid. Met hun
standhouden bewezen ze van de eeuwigheid te zijn. De absolute en
duurzame waarheid van de werkelijkheid die je niet kan veranderen, van
de werkelijkheid van zielen, de materiële elementen, de ether en
de tijd, overtreft de relatieve waarheden van de wolk van gedachten wat
betreft de zaken en vormen die van jouw beheersing afhankelijk zijn. Zo
waren we dus reeds aangeland bij het respect voor de natuurlijke orde
als de manier om boven de tijden van de baatzuchtige arbeid uit te
komen die door de mens zelf werden verzonnen. Heel de klassieke
wijsheid is gebaseerd op die natuurlijke orde.
Zuiverheid
(standvastigheid)
De tweede regel is
die van de zuiverheid, s'auca. Gewoonlijk betekent het het
aanvaarden van seksuele frustratie ofwel het celibaat, of je nu
getrouwd bent of niet; maar het dekt ook de betekenis van dâna:
delen, communiceren en wegschenken. Seksuele frustratie is een normaal
iets, het is er niet enkel voor de menselijke wezens. Dieren groeien er
hoorns en bossen veren mee en mensen ontwikkelen er een cultuur mee.
Maar begrijp me niet verkeerd, seks is niet slecht. Je moet
eenvoudigweg dat hondse en aapachtige lijf aan de lijn zien te krijgen.
Op de eerste plaats ben je een menselijk wezen of een individuele ziel
van respect voor de Superziel van God in den hoge die boven dat alles
staat, die de zuiverheid is die we moeten delen. Maar zuiverheid is nog
meer dan het delen en het celibaat. Het betekent ook dat je de geest
gericht moet houden met de mantra's waar we het over hadden. Hoedt je
voor het nevenmotief. De lust verschaft ook inspiratie en leidt de
geest af. Lust vereist regulatie, ontkennen helpt niet echt. Seks is
goed als je verliefd bent en je de natuur zijn gang wilt laten gaan. Zo
krijgen we nu eenmaal kinderen. Maar als een gewoonte, een vorm van
dwangmatigheid, een soort van lol en als een mechanisch iets moet je er
nee tegen zeggen; het is dan niet echt meer het delen, het is dan
zelfzuchtig en destructief. Bederf het natuurlijke niet met zo'n
bedorven geest of steen van gehechtheden in je hart. En tenslotte
betekent zuiverheid ook het schoon zijn natuurlijk, mentaal zowel als
fysiek. Niet enkel geen bedorven en afgeleide geest van begeerte, maar
ook het altijd maar weer doen van de afwas, schoon ondergoed aan hebben
iedere dag, iedere ochtend douchen, je handen wassen na de stoelgang,
je wassen voordat je gaat slapen, het grondig drie maal daags je tanden
poetsen en het regelmatig de was doen en andere huishoudelijke taken.
Aldus is s'auca ook het letterlijk schoon zijn. De mentale en fysieke
zuiverheid, met het delen en al, is je trouw zijn of anders ben je
ontrouw in verraad en neergang. Geloof erin.
Boetvaardiheid
Het derde principe
is dat van de boete, tapas. Je hebt vrijwillige boete en
opgelegde boete. Je kan het maar beter niet aan God of het lot
overlaten om de boete op te leggen. Met alles wat je doet moet je van
ophouden weten; zelfs met het ophouden moet je ophouden, zoals het is
met 's nachts je bed uit moeten komen om een plas te doen. Niet van
ophouden weten betekent dat je feitelijk ook niet in staat bent ergens
goed mee bezig te zijn. Zo werkt die auto nou eenmaal die je lichaam
is. Het rijbewijs van de boete is wat je nodig hebt zo gezegd. Dat is
de beheersing die je nodig hebt met de ether en daar hebben we dan weer
de noodzaak van de orde van de tijd. Dus voor je eten, is er vasten:
iedere nacht doe je dat en ook iedere vijftiende dag op de cakrakalender moet je dat doen zodat je niet zit te vasten
op een dag dat je sociaal moet zijn (dat je uitgaat, je actief bent op
het vlak van het valse ego, als je je gezicht moet laten zien),
hetgeen, formeel, de zevende en de veertiende cakradag is van een
15-daagse periode met twee werkweken die bestaan uit zes werkdagen.
Vasten kan je het best doen door helemaal niet te eten, enkel maar
water drinkend, melk of vruchtensap. Het lichaam moet je zo nu en dan
in de reservestand zetten om het zo maar te zeggen. Als je gezond wil
blijven moet je regelmatig en met een goede planning die schakelaar
omgooien. Teveel eten is een van de grote problemen van de moderne
samenleving. Mensen consumeren maar, met een valse, geconditioneerde
schreeuwhonger, maar hebben niet de beheersing met de ether zonder
meer. Ze ontwikkelen allerlei soorten ziekten omdat ze vergeten hun
schakelaar om te zetten. Je eet toch ook de kliekjes op die je in de
koelkast hebt? Dit is hetzelfde. Ruim die koelkast uit, leef een dagje
op je reservevet. Verder heeft boete ook betrekking op handelingen, met
name baatzuchtige handelingen. Op cakrazondagen van socialiseren, op de
signaaldagen van de maan van studeren en/of religieus vieren en op de
zonnedagen van schrikkelen (de vijftiende cakradag en de
tweemaandelijkse extra dag om de cakramaand te schrikkelen), zou je je
niet bezig moeten houden met productieve of baatzuchtige arbeid. Maar
onthoudt, jezelf corrigeren is iets van alle dagen, precies zoals je
ouders je ook alle dagen op moesten voeden. En let er ook goed op dat
je je lichaam niet gaat kwellen door te lang te vasten, niet genoeg te
slapen of andere vormen van zelfontkenning. Het is allemaal een kwestie
van regulatie op een zodanige manier dat het aangenaam blijft en
natuurlijk voor je is. Het normale eten is ook beperkt tot de tijden
die er voor vastgesteld zijn. Door je zaakjes goed te regelen vermoei
je jezelf niet en hoef je om die reden dan ook niet zo veel te slapen.
Een moeder die d'r kind niet goed opvoed, krijgt een dreinend kind waar
ze doodmoe van wordt. Dus, met achting voor wat we hierboven behoorlijk
noemden in het filognostisch niet vergooien van je leven met
nevenmotieven, probeer in dezen altijd de natuurlijke orde aan te
houden: de dagen van de zon en de maan en de klok die op de zon is
ingesteld; het gezag van de natuur is het juiste gezag, het dharmische
gezag, de rest is compensatie van een mindere kwaliteit. Mislukkend in
deze meer gewetensvolle zelfregulatie zal je vroeg of laat de prijs
ervoor moeten betalen in de vorm van een opgelegde boete. Je zal ziek
worden of anderszins geplaagd worden door je psyche en door wendingen
van het lot. Tijdens een oorlog b.v. kan je zien wat er gebeurt in de
vorm van een opgelegde boete: de lol van het consumeren is eraf, alles
wordt dan gerantsoeneerd, oftewel boetvaardig delen moet dan opgelegd
worden. Boete is, niet meer nemend dan nodig is, dus ook delen. Blijf
dus het lot voor, doe het uit eigen beweging of naar eigen inzicht. Je
weet wel beter.
Andere noodzakelijke vormen
van boete zijn het vasten van melkproducten voor een maand (in mei
b.v.) en het afzien van de televisie, ten minste een dag in de week,
teneinde te kunnen deconditioneren van, het af te leren met, die
dictatoriale tegenstreving van het lokale principe. De griekse Odysseus
moest zich ook aan de schapen (de lokale gemeenschap) vastklampen om
aan de cycloop (de tv) die hem gevangen hield te ontsnappen. Dat,
geconditioneerd als je bent, zal je niet meevallen zonder een
alternatieve kalender en klok; het systeem heeft de neiging je te
verslinden en je niets toe te staan wat er buiten valt. Wil je een
systeem verslaan en weerstaan, dan heb je een systeem nodig.
Mededogen (geweldloosheid)
Zeker is een goede
yogi een mens vol mededogen. Hij herkent zijn eigenbelang in dat van
anderen en lijdt als anderen lijden. Dus helpt hij. Dat is mededogen, dayâ.
Ik
moet
wel
dom
zijn als ik ervan geniet als een ander te lijden heeft.
Wens dat een ander niet toe en aanvaard niet voor anderen wat je voor
jezelf ook niet accepteert. De wet van het karma is die van de actie en
de reactie. Het slaat altijd weer op jezelf terug. Je belandt in de
wereld die jezelf hebt opgebouwd. Om die reden zegt men: zet je in voor
de hemel en een betere wereld. Maar natuurlijk is het deze wereld, maar
dan beter gedaan. Dat wat beter is omsluit zonder repressie het goede
van dat wat eraan voorafging; wat is een boom nu zonder zijn wortels?
Mededogen is het vredes-principe, dat is hoe de menselijke zaak recht
wedervaart. Zinloze zelfvernietiging is de moordenaar van alle geloof.
Onnodig geweld moet koste wat het kost worden vermeden. Het is erg
genoeg om van noodzakelijk geweld te moeten zijn, in de
zelfverdediging, met het wapen van je vijand. De Gîtâ (2: 32), waarin Heer Krishna zijn vriend Arjuna
ertoe aanzet zijn wapens op te pakken en te vechten zegt het op deze
manier: 'gezegend zijn zij die het op zich af zien komen, aan hen is
het koninkrijk der hemelen.' Ook is het van belang om van liefdadigheid
te zijn: geef hen die behoeftig zijn waar ze om verlegen zitten:
voeding, onderdak, kleding, zekerheid en andere basisbenodigdheden.
Zorg ervoor dat niemand te klagen heeft. Aldus volgt dit principe
vanzelf het principe dat eraan vooraf gaat. Zonder delen en helpen is
de menselijke samenleving helemaal niet menselijk, maar bevindt ze zich
op de weg van de zelfvernietiging. De vier principes genoemd
definiëren de menselijkheid, en dat is niet de dierlijkheid die
zwakheid ermee is, die misleidt, doodt, promiscue is en steelt. En niet
op de laatste plaats is er dan ook het mededogen met andere schepselen.
Wees ook met hen geweldloos. Het is niet nodig om dieren voor het
voedsel te doden. De levensvreugde die je hen gunt zal de jouwe zijn
als je ze hun volle leven laat leven. Je doodt toch ook niet je moeder
als ze jou niet meer te eten geeft? Waarom zou je dan wel moedertje koe
doden als ze geen melk meer geeft, is dat niet immoreel? En laat ook de
andere dieren leven. Deel in de levensvreugde, niet zozeer in de
levenslust, dat is de weg naar God. Vermijdt niet-noodzakelijk geweld.
Ik zeg het je nog eens: de noodzaak voorbij ben je een dwaas die stap
voor stap afglijdt in de hel.
In feite bestaat er in de
filognosie een samenhang tussen waarden, regulerende principes, hun
politieke werkelijkheid en hun deugd. De werkelijkheid ervan is matiging,
voorbehoeding,
regulatie
en
compensatie. Hun deugd bestaat uit eerlijkheid,
trouw, delen en helpen. De deugd van de waarden vormt de basis voor
de filognostische
gelofte
van 'waarachtig
en
trouw
beloof
ik
te zullen delen en helpen' (filognostische bekentenis art. 167), die ook de spelregels van het
Spel van de Orde bepalen (zie hoofdpagina). De werkelijkheid ervan vormt de filognostische politiek
zoals die gangbaar is in de moderne democratie als het gangbare gezonde
verstand. De regulerende
principes vormen de
spirituele stelregels die de menselijkheid en het begrip van de ziel zekeren (Zie afb).
Zie ook: visies; burgerdeugden; sarva-dharma waarden; de bede;
De Kleine Filosofie van de Vereniging; De filognostische bekentenis; Het Filognostisch Manifest).
Wonder: een uitzondering op de natuurwetten die
ontsnapt aan wetenschappelijke verificatie omdat het niet naar eigen
wil kan worden herhaald maar afhankelijk is van de noodzaak van genade.
Ze vormt het bewijs van God dat een Heer kan leveren daar,
wetenschappelijk gezien, incidenteel de macht van de
tijdconditioneringen sterker kan blijken te zijn dan een natuurwet.
Eveneens hangt de macht van goochelaars af van het vermogen tot
manipulatie van de geconditioneerde verwachtingen van de toeschouwers
door afleiding en de juiste timing. Dit maakt het moeilijk te
onderscheiden tussen wonderen en herhaalbare goocheltrucs. Een andere
manier om wonderen te definiëren is ze te zien als een verbeelding
van de werkelijkheid zelf ('de werkelijkheid zelf verbeeldt zich') er
bewijs van leverend dat materie slechts een soort gedachte is; een idee
dat aansluit bij de kwantummechanische onbepaaldheid.
Yoga: vedische term die letterlijk vereniging of
eenheid inhoudt. Het gaat om het verenigen van het bewustzijn. Het is
filognostisch de discipline van de spiritualiteit, die tot stabiliteit
in de wijsheid (gnosis), gelukzaligheid en bewustzijn leidt.
Men onderscheidt vele vormen
van yoga maar meestal spreekt men in drieën (trikânda)
van
1 bhakti yoga,
de
yoga
van
de
toewijding,
2 jñana yoga, de yoga van de kennis en
3 karma yoga, de yoga van de arbeid.
Hatha yoga, dat wat
men populair meestal onder yoga verstaat, is het zich verenigen in de
lichaamskracht met zithoudingen. In dat verband spreekt men ook wel van
de achtvoudige ashtânga yoga bestaande uit de acht
onderdelen die hieronder besproken zullen worden. Raja yoga,
een specifieke school daarmee, is daar dan weer een onderdeel van. Aadhar
yoga , de yoga van Anand Aadhar, de grondvesting van het geluk letterlijk,
is de integrale benadering van de yoga in de zesvoudige benadering van
de filognosie.
Yoga is de kerndiscipline van
het Hindoeïsme, waar in alle heilige schriften aan gerefereerd
wordt, en maakt formeel vast onderdeel uit van de zes zienswijzen van India, de darshana's (Zie verder vereniging).
Basis waarden: de
basiswaarden van de yoga waarin men controle krijgt door volhouden en
onthechten (abhyâsa en vairagya), staan bekend als
de poten van de stier van dharma of de vidhi: het zijn satya
(waarheid), dayâ (mededogen), s'auca (reinheid)
en tapas (boete). Deze waarden zijn in de filognosie van
toepassing als de grondvesting voor de morele werkelijkheid ervan, de
principes en de deugden.
De yoga-gelofte: De
basisbekentenis van boete in de yoga wordt genoemd yama en
luidt in het Sanskriet: ahimsa satyâsteya brahmâcarya
âparigraha yama; hetgeen betekent: geweldloos, waarachtig,
zonder te stelen en celibatair, niet streven naar het verwerven van
bezittingen.
De anga's, als niveaus van
bewustzijn. De acht niveaus van transcendentie waar men in de
filognosie van spreekt zijn afgeleid van de acht angas of leden van de
yoga:
Zoals men in de yoga eerst
acht wat men niet doet volgens de gelofte om de principes te volgen (yama)
en
dan
wat
men
wel doet ter regulering van de handelingen (niyama),
je daarna gaat zitten in houdingen (âsana) om je
ademhaling te reguleren (prânâyâma), je je dan
naar binnen keert (pratyâhâra), om je te
concentreren met een mantra (dhâranâ) om te
mediteren (dhyâna) en dan verzonkenheid (samâdhi)
te
vinden
in
het
zelf, is ook je hele leven in de filognosie een proces
dat overeenkomt met een dergelijke individuele oefening. Denk hierbij
niet al te lineair over de nu volgende opsomming.
- 1) Het yama-niveau:
in
het
begin
kan
je nogal lichamelijk zijn jong als je bent en begerig
om een leven op te bouwen, anderen aan te trekken en met jezelf voor de
dag te komen. Het beginnersniveau is een worsteling met de gelofte van
de yoga om zuiver te zijn in dezen met het geweldloos, waarheidlievend,
niet-bezitterig en niet stelend van boetvaardigheid zijn in het
celibataire, zelfs in geval je getrouwd bent.
- 2) Het niyama-niveau:
op
het
volgende
niveau
of veld van respect in de overstijging, worstel
je met de orde van een geregelde praktijk. Je moet aan het studeren
raken, rein zijn, de zaak dienen, offers brengen, gastvrij zijn,
tevreden zijn, liefdadig zijn, trouw zijn en van aanwezigheid. Het kost
wat tijd om dit in je leven zo in te richten met het zoeken van
evenwicht met de orde van de tijd. Het is als een sport die je beoefent
om de handelingen op elkaar af te stemmen. Het valt zwaar in het begin,
maar gaat fijn op den duur.
- 3) Het âsana-niveau:
bij
het
volgende
belang
van de bovenzinnelijkheid leer je de juiste
houding van dienstbaarheid aan te nemen met het beheersen van je
lichaam. De zaken uitproberen in wedijver, wedijverend met de zwakkere
benadering van je voorgaande leven, moet je het leren om samen te
werken, naar de algemene aanwijzingen van de klassieke wetenschap.
Naast de meditatiehouding om de lichaamskracht te beheersen, is het ook
de levenshouding in het algemeen die je ontwikkelt om sportief te zijn
in het gezag over de hond die je lichaam is. Het is nog niet zo
makkelijk als het wel lijkt om jezelf de baas te zijn. Wat je er voor
nodig hebt is de gelofte en de oefening van het niveau hiervoor. Je
moet dus de verzaking in de praktijk brengen, de houding ontwikkelen en
zo de beheersing hebben.
- 4) Het prânâyâma-niveau:
op
het
volgende
niveau
leer je het je adem te beheersen zodat je je kan
concentreren. In de werkelijkheid van je leven is dit gewoonlijk de
adem die je bezigt in het beheersen van je spraak. Je moet het juiste
zien te zeggen zodat je vertrouwelijkheid kan vinden met anderen,
gehuwd kan raken en een betrouwbare partner kan zijn die zichzelf in de
hand heeft. En daar ben je dan weer; teneinde relaties op te kunnen
bouwen en te kunnen onderhouden, heb je de gelofte nodig, de regulatie
en de beheersing over je lichaam als de voorwaarde. Op dit niveau nu,
in dit veld van yogabelang, komen we, van het private ons in het
publieke begevend, boven de gordel uit om het zo te zeggen, en bouwen
we moreel gemotiveerd met het lichaam onder controle een formele
samenleving op van verantwoordelijke en trouwhartige mensen.
- 5) Het pratyâhâra-niveau:
het
volgende
niveau
is
het niveau waarop je je naar binnen keert. Je
kan jezelf niet enkel op de verscheidenheid van de buitenwereld richten
zonder je concentratie te verliezen, zonder je gerichtheid op de zaak
van een gelukkig leven voor allen kwijt te raken. Nu moet je betekenis
ontwikkelen in je relaties. Je moet je daarop concentreren en
verantwoord bezig zijn, betrouwbaar, aanspreekbaar, als een baken van
helderheid om een betekenisvolle ander te zijn. Je zou kunnen denken
dat de yoga een zelfzuchtige praktijk is van je blik naar binnen
richten, maar filognostisch zie je in dat je geen enkele kwaliteit kan
ontwikkelen zonder de betekenis in te zien van de ziel als de realiteit
van de waarden en de God die je deelt met anderen. Zelfs de strengste
yogi die probeert in het bos te mediteren voor zijn verlichting moet in
relatie tot zijn omgeving een leven opbouwen op een zodanige manier,
dat een zekere kwaliteit tot stand komt die liefde en vrede inhoudt
voor al het leven binnen in hem en buiten hem. De mediteerder kan zich
niet afscheiden van het leven. Hij is het leven en ziet het gelijkelijk
overal om zich heen; dat gezichtspunt van de ziel is de concentratie op
de innerlijke realiteit die er nodig is. In feite wordt men meer
reëel, wordt men werkelijker, als men zich verdiept in het zinnig
bezig zijn met andere levende wezens; niet als men meer afstand
ontwikkelt als een escapist en een vreemdeling wordt die op de vlucht
is voor maatschappelijke verantwoordelijkheden. 'Laat deze yoga niet
ten koste gaan van voorgeschreven plichten' schrijft de wijze
Vyâsa in de Gîtâ. Aldus concentreert men zich op de
ziel in het in contact blijven staan met anderen middels afspraken naar
de oorspronkelijke orde van de tijd, en zo maak je het leven zinvol, zo
maak je een verschil. Dit niveau is cruciaal, hier draagt men zorg,
vestigt men zich en heeft men lief als de filognost, als de persoon van
begrip en overzicht, met een hart dat je hebt om vol van leven te zijn,
echt als je bent met de yoga.
- 6) Het dhâranâ-niveau:
verder
transcenderend in emancipatie begint de kennis een rol te spelen. Een meer
nauwkeurig
omschreven overeenkomst met jezelf en met anderen te hebben, jezelf te
doen gelden, besprekingen te hebben en je te bezinnen, is van
doorslaggevend belang voor de samenleving waar je deel van uitmaakt en
waar je verantwoordelijkheid voor moet leren dragen. Dit is de
feitelijke concentratie die jou als persoon vormt en je leven uitmaakt.
Strikt individueel bezien is het de praktijk van de mantra's, de
beknopte zegswijzen van je wijsheid en ervaring. Maar om met anderen
samen in overeenstemming van dienst zijn voor de filognostische zaak en
daarin een voorbeeld voor anderen te vormen, moet je je concentreren op
alles wat bevorderlijk is voor de menselijkheid en de gerechtigheid
voor alle levende wezens en de hele planeet. Dat is het verlichte
eigenbelang ervan waarvoor je jezelf moet doen gelden in discussies en
het moet leren de zaken geconcentreerd in overweging te nemen.
- 7) Het dhyâna-niveau:
hierna
volgt
de
meditatie waarin
men komt tot begrip, tot het weten-hoe. Nu is het menens met de zaak,
is het een wetenschap van handelen zonder te handelen; van aanwijzingen
geven zonder te dirigeren. Je leerde het een hart te hebben en een
model te zijn. Nu, om een stille getuige te kunnen zijn, moet je
onderzoek doen, en betwijfelen wat haaks op de zaak zou staan. Nu vindt
de concentratie zijn functie. Als je eenmaal deze meer onthechte
positie van de stille getuige hebt bereikt, reik je tot het volgende
niveau.
- 8) Het samâdhi-niveau:
wat
volgt
als
gevolg
van de gelofte, de regulatie, de oefening, de
praktijk, de relaties, het hart, de gelding en het verstaan, is de
verzonkenheid van de zelfrealisatie waarin het ongewenste zijn
vernietiging vindt, het gewenste tot stand wordt gebracht en de cultuur
zijn viering bereikt in het handhaven. Het als een ziener in het moment
van het hier en nu met de ether stabiliteit vinden in deze positie van
bovenzinnelijkheid, vormt de praktijk van het volledig mens zijn in het
alledaagse leven met achting voor de velden waarin men zijn evenwicht
heeft gevonden met de principes. Het gaat er niet om als zodanig een
naam te hebben; men kan heel goed op de achtergrond met de traditionele
heren der schepping, vernietiging en handhaving zijn rol spelen in de
aangelegenheid van de wijsheid en de trans-cendentie. In dit laatste
sta- dium gaat het om de stabiliteit van je verzonkenheid in het
gelukzalige, het duurzame en het bewuste van de verbondenheid in de
yoga.
Je mag je van laag naar hoog
bewegen, van de materie naar het etherische, met deze niveaus of
gebieden van belang van de achtvoudige yoga in je leven opklimmend naar
de hemel, maar even zo goed kan je van concrete handelingen en
aanwezigheid zijn op deze manier. Dit vermogen om je opwaarts en
neerwaarts te bewegen is de (âroha/avaroha) kwaliteit van het
gerijpt zijn in de filognosie, of van het hebben van die liefde voor de
kennis die jij en de rest van de wereld nodig heeft om te overleven,
gemotiveerd te zijn en je te verheugen (zie ook: vereniging, waarden, principes, niveaus; De yoga-sûtra's van Patañjali
voorgelezen)
Ziel: het zelf van de principes van het menszijn -
niet liegen, niet ontuchtig zijn, niet stelen en niet doden; de meest
gebruikte definitie is niet het vage "essentie van de mens" die men in
het woordenboek vindt, maar de definitie die relateert aan de
zelfherinnering (zoals in: "ik verloor mijn ziel") en het gelijkgericht
zijn (zoals in: "een trouwe ziel"). De definitie is dynamisch, dat wil
zeggen, geïdentificeerd met het leven en het levende; ieder moment
herdefinieert de ziel zichzelf in het licht van zelfherinnering en
geweten. Filosofisch wordt de ziel bezien als een psyche of spiegel van
het zelf bestaande uit rede, geest en verlangens en vedisch wordt het
verdeeld in de goddelijkheid van de hartstocht, de onwetendheid en de
goedheid met een individuele ziel de hartstocht en de goedheid met een
individuele ziel (jîva-âtmâ), een
gelokaliseerd persoonsaspect of superziel (paramâtmâ),
en
een
godspersoon
van
volheden (bhagavân of de Heer).
Vaak wordt het idee van continuering geïntroduceerd om het belang
te benadrukken van de eeuwige waarde en overstijging van de fysieke
dood, met de ziel als de herinnering die niet persé in de eigen
hersenen is gelokaliseerd, maar is gegoten in de vorm van een
cultureel/biologisch spoor ("mijn kinderen zijn mijn leven en ziel",
"ik heb mijn ziel en zaligheid in dat werk gestoken"). Ook is het idee
van onveranderlijkheid en volledigheid belangrijk voor de, vaak
religieuze, definitie als zijnde de culturele noemer van geluk,
bewustzijn en eeuwigheid, gegrondvest op de eeuwige waarden (waarheid,
reinheid, medeleven en soberheid <afb.>)
die
het
idee
overstijgt
van het individuele ego geïdentificeerd
met het lichaam. Samenvattend zou de definitie kunnen zijn: het
stabiele en continuerende gewetensvol herinnerende ware zelf.
Zondag: de zevende of veertiende dag van een
vijftiendaagse periode die de helft vormt van een maan- danwel een
zonnemaand. Met de zondag als onderdeel van de meet-eenheid die de week
vormt, ontkomt men dus, met de week als onderdeel van de daaropvolgende
meeteenheid die de maand vormt, niet aan het invoegen van dagen om de
indeling van de tijd geldig te houden in verhouding het objectief
vertrekpunt van de metingen. De maand als onderdeel van het jaar
vereist weer een jaar als onderdeel van een eeuw en een eeuw als
onderdeel van een millennium en eonen van een bepaald aantal millennia
die terugleiden naar het beginpunt van de schepping. De gehele kwestie
handelt dus over een eenduidige indeling van de tijd in strak
gedefinieerde meeteenheden. We kunnen dus met het serieus bespreken van
de orde van de tijd het er niet bij laten te zeggen dat een week
bestaat uit zeven dagen, men moet dan ook uitleggen wat de relatie van
de week met de maand is of zeggen wanneer er sprake is van een eerste
dag van de week, dan pas weet men wanneer het zondag is, een sabbat of
een vrijdag, zuiver lineair vanaf het begin van de tijd bezien.
Een
deel
van
deze
definities
is gepubliceerd in het Boek De Ether bestaat!
|