(1)
Ellert
zei: "Toen hij zijn vriend zo bezwaard zag en tot
vertwijfeling gedreven, sprak de wanhoop van de duivel
de volgende woorden:
(2) De
grote ziel zei: 'Het is nu echt niet het goede moment
om het op te geven Aily. Dit past je in het geheel
niet. Zo gaan verliezers tewerk die nimmer een betere
wereld in het leven roepen, het is echt een schande!
Aily, verman jezelf! (3) Geef niet toe aan een
dergelijke sentimentele zwakheid, het leidt tot niets
anders dan het gekkenhuis, sta je mannetje en spreek
de zaal toe, overwin je plankenkoorts!'
(4) Aily
bracht ertegenin: 'Hoe kan ik nu in de aanval gaan
tegen Jeremy en professor Kuiper, het zijn
achtenswaardige heren van groot aanzien! Wat ben ik
dan wel niet, o wanhoop van de duivel? (5) Zou ik er
niet beter aan doen voor de rest van mijn leven van de
sociale dienst te leven dan die hoogstaande en
achtenswaardige heren naar beneden te halen, ook al
begeren ze, als leiders en leraren, het koninkrijk der
hemelen op aarde? Ik maak mijn handen niet vuil aan
dit soort zaken, dat is mijn eer veel te na! (6) En
wat dan nog - als zij ons verslaan is dat net zoveel
waard als dat wij als overwinnaars uit de bus zouden
komen. Ik zou niet kunnen leven met de overwinning van
wie van ons beiden ook, geen denken aan, in welke
positie in relatie tot oom Eduard we er ook mee zouden
belanden. (7) Met mijn angst en vrees, vraag ik je,
innerlijk verward over wat me te doen staat, wat ik nu
moet beginnen. Wat zou nu het ideale compromis zijn
voor ons allen? Vertrouw me dat toe, instrueer me
hierover en aanvaard me als je leerling zogezegd. (8)
Het staat me niet meer helder voor ogen wat ik moet
aanvangen, hoe het nu vanaf dit punt verder moet; hoe
kan ik nu niet wanhopig en onthand zijn, met het
mezelf toewensen van een onbetwiste positie op aarde
of zelfs het mezelf aanmeten van een stel
engelenvleugels?' "
(9) Ellert
de secretaris zei: "Nadat hij zich aldus tot de
meester der zinnen had gericht, zei hij die zichzelf
had bewezen als iemand die de slaap de baas was en
altijd de schrik van zijn tegenstanders was geweest,
'O nakomeling van de Veelen, ik geef het op, ik begin
er niet aan', waarop hij toen stil viel. (10) Toen,
precies daar halverwege de menigte buiten en de
familie die zich binnen had verzameld voor het debat,
sprak de zinsbeheerser met een glimlach de volgende
woorden.
(11) De
meester van het geluk zei: 'Laat je niet op de kop
zitten door iets wat een dergelijke emotionele
betrokkenheid niet waard is; met al je geleerde
woorden behoor je, of je het nu wint of niet in het
komende debat, als een wijs man, niet op enigerwijze
zo bewogen te zijn. (12) Luister, gisteren bestond ik,
en zo ook zal ik er morgen nog zijn, en zo ook is het
met jou zo en met al deze belangrijke mensen hier.
(13) Tijdens je leven verander je van een kind in een
jongere en van een jongere in een volgroeide man;
maar, wees nu eerlijk, maakte dat nou iemand anders
van je? (14) Wat de zintuigen je te melden hebben, o
zoon van tante Elles, in de zin van pijn en geluk,
komt en gaat als de zomer en de winter. Dergelijke
zaken beklijven niet, draag het als een kerel, o man
van de Veelen. (15) Hij die in dezen niet van streek
is, o beste van allen, hij die gelijkmoedig en stabiel
is in lief en leed, is de man geschikt voor de
taak.
(16) Verwacht
dus niets blijvends als het om uiterlijke
verschijningsvormen gaat, en denk ook niet dat de
persoon die je vanbinnen blijft ooit ten einde zal
komen; en dit is wat de grootste geleerden bevestigen
in hun studies aangaande dit onderwerp. (17) Onthou
slechts dat wat er als een stabiele factor is in alle
staten van je fysieke bestaan, dat dat zelf niet kan
vergaan of door enig iemand kan worden verslagen. (18)
Al deze materiële lichamen zijn vergankelijk,
terwijl de onvergankelijke en onmetelijke die wordt
belichaamd eeuwig bestaat; en daarom, o zoon van de
lijn der edelen, werp je in de strijd. (19) Een ieder
die stelt dat dat zelf van jou een einde zou kunnen
maken aan welk essentieel zelf van iemand anders ook
of zelf werkelijk aan zijn eind zou kunnen worden
gebracht, is met ieder van deze standpunten niet goed
bij zijn verstand; je kan aan niemand echt een eind
maken, noch kan jij werkelijk ten einde komen. (20)
Derhalve, om het maar eens duidelijk te stellen:
feitelijk begon je nooit met leven noch zal je er ooit
mee ophouden te leven; je werd nimmer geboren, noch
zal je ooit echt sterven. Evenzo reïncarneer je
ook niet in dat opzicht; de ziel zoals die is, wordt
nooit geboren, is eeuwig en constant. Hij is er vanaf
de eerste dag van de schepping en hij houdt nooit op
te bestaan als het lichaam zijn einde vindt. (21) Als
je er eenmaal achter bent dat die ziel waar we het
over hebben niet te vernietigen is en eeuwig
voortbestaat, zonder enige verandering of geboorte,
hoe kan jij dan, o zoon van Elles, er de oorzaak van
zijn dat er iemand ten ondergaat of kan je zelf ten
ondergaan? (22) Als je het lichaam en het ego dat
erbij hoort met je meedraagt als een kledingstuk, kan
je dat omhulsel net zo makkelijk wisselen en kan je
aldus een leven beëindigen en weer met een nieuw
leven beginnen zoals je dat uitkomt. (23) Dat wat je
in werkelijkheid bent kan niet uiteenvallen,
verschroeien, verdrinken of wegkwijnen. (24) Je bent
onbreekbaar, je brandt niet af of lost niet op; je
bent onvergankelijk, je reikt tot waar je maar wilt,
je zult altijd hetzelfde zelf blijven, niemand kan je
als zodanig iets aandoen en je bent altijd zo geweest,
en dat is dat.
(25) Met
voor ogen dit ware zelf van jou dat niet echt kan
worden waargenomen, waarvan men zich zelfs niet een
voorstelling kan maken, en dat niet werkelijk aan
verandering onderhevig is, behoor je te weten dat het
als zodanig voor jou niets is om bezorgd of wanhopig
over te zijn. (26) En zelfs al zou je
reïncarneren en weer sterven, o machtige man, zit
er nooit over in. (27) Hij die komt te sterven zal
zeker weer geboorte nemen, precies zoals degene die
geboren wordt weer zal sterven natuurlijk; dergelijke
onherroepelijke feiten zijn het niet waard om je
zorgen over te maken, dat is waar je van doordrongen
moet zijn. (28) Jan en alleman, o zoon van de
Veelendynastie, is om te beginnen een niemand, dan
staat hij of zij bekend en dan wordt hij of zij weer
vergeten, dus waar maak je je druk over als het
allemaal is zoals dit? (29) Deze ziel wordt door
sommigen als iets verbazingwekkends gezien, sommigen
spreken erover als iets verbazingwekkends, en sommigen
kennen hem als zijnde verbazingwekkend, terwijl nog
weer anderen er nooit een idee van krijgen wat dit
ware zelf allemaal inhoudt. (30) Deze ziel, deze
eigenaar van een ieder zijn lichaam, vergaat nimmer, o
zoon van de dynastie, en daarom zou je niet zo moeten
inzitten over wie dan ook.
(31) En,
wat betreft het doen van je plicht in het debat, moet
ik je zeggen dat je altijd voor je zaak moet instaan
terwille van God, je eigenlijke kwaliteit, deugd en
rechtschapenheid, op de eerste plaats, dat is het
allerbeste wat een politicus kan doen. (32) O zoon van
tante Elles, prijs jezelf als politicus gelukkig als
je in het debat tegenstanders tegenover je hebt,
aangezien dat je de kans biedt om te excelleren en
jezelf uit te drukken. (33) Verdedig daarom je
standpunt als betrof het God zelf, want als je erin
mislukt je eigenlijke aard met Hem van dienst te zijn,
zal je niets meer zijn dan een profiteur zonder enig
zelfrespect. (34) Als je je niet doet gelden zal je je
goede naam verspelen, en dat is voor een
achtenswaardig man iets dat nog veel erger is dan de
dood. (35) Je collega's in het vak die allen het
grootste respect voor je hebben, zullen je als een
verliezer afschrijven als je nu uit angst terugdeinst.
(36) Ze zullen achter je rug over je kletsen en je
kunnen in twijfel trekken, en je weet wel hoe pijnlijk
dat is. (37) Bekijk het op deze manier; of je bent een
eervolle verliezer, of je doet je goede naam eer aan
door te winnen en dus, ga ervoor en wees zeker van
jezelf met deze keuze, o zoon van Elles! (38) Of je
uiteindelijk nu gelukkig of ongelukkig zult zijn, erop
vooruitgaat of er bij inschiet, of je nu zegeviert of
het verliest, je zit nooit fout als je gelijkmoedig in
het debat treedt met dit in
gedachten!'