Verenigd
in de geest der eeuwigheid
verlossing
vinden
(1)
Aily
zei: 'Wat over God, de ziel die men voor zichzelf
heeft en vruchtdragende bezigheden; wat o grootste
persoonlijkheid, over de materiële manifestatie
en wat te zeggen over, zoals men dat noemt, de mindere
goden in dezen? (2) Wie is die heer van het offer, hoe
leeft hij binnenin het lichaam, en, duivelbestrijder,
hoe kunnen zij die van de zelfbeheersing zijn jou
kennen op het moment dat ze heengaan?'
(3) Hij
die van al de weelde is7
zei: ''God is de onvergankelijke Ene in het voorbije
die de ziel of het ware zelf wordt genoemd die eeuwig
is, en waarvan de levende wezens zich vertonen in een
creatieve bezigheid die men karma noemt, de werklast
of het werken voor een resultaat. (4) De mindere goden
zijn de universele integriteiten, of de goddelijke
persoonlijkheden, van de verschillende manifestaties
van de natuur die constant in beweging zijn - zoals de
zon en de maan -, en de heer der offers ben ik, hij
die binnenin de belichaamde wezens aanwezig is, mijn
beste. (5) Hij die zich mij herinnert als hij op het
punt van sterven zijn materiële lichaam
achterlaat, zal zonder enige twijfel mijn eigenlijke
aard bereiken. (6) De aard van wat men zich allemaal
herinnert als men dit lichaam ten leste opgeeft, zal,
o zoon van Elles, altijd leiden tot een staat die
overeenkomt met degene die men in gedachten hield. (7)
Hou derhalve te allen tijde, en zelfs in het heetst
van de strijd, vast aan het je herinneren van mij,
zodat je, vrij van twijfel, met je geest en
intelligentie mij aanvaardend, er zeker van bent dat
je mij zult bereiken. (8) Als men, vasthoudend in het
zich verenigen, verbonden is met een geest en
intelligentie die niet afdwaalt, bereikt men de
opperste en goddelijke, persoonlijke integriteit die
men in gedachten hield, o zoon van Elles.
(9) Hij,
de Allerhoogste, is de Ene die alles weet en die de
oudste en de beheerser is; Hij is kleiner dan een
atoom, de Ene die altijd overal aan denkt en de
Ondoorgrondelijke Handhaver die verheven is boven alle
duisternis met een gedaante zo helder als de zon. (10)
Die persoon zal het goddelijke bereiken die, als zijn
tijd is gekomen, zijn levensadem tussen zijn
wenkbrauwen vestigt, en, verbonden door de kracht van
zijn yoga, in het volle van zijn toewijding een geest
heeft die niet afdwaalt maar vasthoudt aan de
integriteit van het universum, de Oorspronkelijke
Persoon in het voorbije.
(11)
Laat me je
nu in het kort uitleggen wat het betekent om een
celibatair te zijn. Het is een praktijk die
nagestreefd wordt door hen, behorend tot de
wereldverzakende orde, die als grote geleerden goed
thuis in de kenniscultuur de mantra AUM beoefenen.
(12) Men bevindt zich in de positie van de
bewustzijnsvereniging als men, zelfbeheerst in relatie
tot wat de zintuigen waarnemen en met de levenskracht
in het hoofd geconcentreerd, de geest in het hart
sluit. (13) Een ieder kan die allerhoogste staat
bereiken als hij, met het laten van het lichaam voor
wat het is, met mij in gedachten AUM laat weerklinken,
de ene lettergreep van de geest.
(14) Voor
iedere yogabeoefenaar, die op een regelmatige basis
aanhoudend, met een geest die nergens anders doolt,
zich mij herinnert, o zoon van Elles, ben ik, vanwege
die constante aandacht, makkelijk te bereiken. (15) De
grote zielen die mij bereikten beginnen nooit met een
nieuw leven in de tijdelijke wereld die zo vol van
misère is, omdat zij het helemaal tot het
uiteindelijke van de perfectie hebben weten te
brengen. (16) Aily, men keert zelfs weer terug van de
hoogste geestelijke werelden, maar als men mij bereikt
heeft, o zoon van Elles, zal men nooit meer een nieuw
leven aanvangen. (17) Zoals het is met de gewone man
die denkt in termen van dagen en nachten, bestaat een
dag van God uit een duizendtal cycli van
schepping8,
terwijl Zijn nacht, zo wordt het begrepen, evenzo een
duizendtal cycli beslaat. (18) Al de levende wezens
manifesteren zich bij het begin van de dag en bij het
vallen van de nacht vinden ze allen hun vernietiging,
of worden ze, zoals men dat zegt, weer opgenomen in
het ongeziene. (19) O zoon van Elles, het geheel van
alle levende wezens dat zich manifesteert bij het
aanbreken van iedere dag en hun automatisch weer
vernietigd worden als het weer nacht wordt, houdt in
dat ze herhaaldelijk hun geboorte nemen. (20) Maar
transcendentaal aan die natuur, welke ongezien kan
zijn, is er een andere natuur, eeuwig en niet te zien,
welke nimmer zijn vernietiging vindt als aan al het
gemanifesteerde een einde komt. (21) Die ongeziene
natuur wordt gezegd onfeilbaar te zijn en wordt
beschreven als de uiteindelijke bestemming vanwaar
men, als men die bereikt heeft, nooit weer terugkeert:
dat is mijn allerhoogste verblijf. (22) Hij, de
Allerhoogste en Oorspronkelijke Persoon, o zoon van
Elles, in wie de gehele manifestatie zijn bestaan
heeft en door wie al het zichtbare wordt doortrokken,
kan enkel worden bereikt door een dienstverlening die
op niets anders is gericht dan op toewijding.
(23) O
beste der Gwens, laat me je nu een beschrijving geven
van de tijden van vertrek uit deze wereld waarop zij
die geslaagd zijn in de bewustzijnsvereniging
terugkeren of anders niet terugkeren. (24) Die
personen die vertrekken naargelang het licht van het
vuur, het daglicht, het licht van de heldere
maandhelft van een wassende maan of het licht van de
zes maanden dat de zon hoog aan de hemel staat, gaan
allemaal naar God. (25) Hij die verenigd in het
bewustzijn echter vertrekt naargelang de duisternis
van de nacht, de duisternis van rook, de duistere
helft van de maand of het duister van de zes maanden
dat de zon laag aan de hemel staat, zal weer naar deze
wereld terugkeren omdat hij niet voorbij de orde van
het maanlicht wist te reiken. (26) Dit zijn volgens de
geschriften de twee manieren om uit deze wereld te
vertrekken; als men overeenkomstig het licht vertrekt
keert men niet terug, terwijl men wel terugkeert als
men overeenkomstig het duister vertrekt. (27) Hij,
verenigd in het bewustzijn, die weet heeft van deze
verschillende wegen, verkeert niet in staat van
begoocheling over welke van de twee ook; wees
derhalve, Aily, altijd verbonden in de filognosie van
het verenigen van het bewustzijn. (28) Alle
yogabeoefenaars die zich hiervan bewust zijn reiken
voorbij de resultaten van godvruchtige arbeid zoals
ontleend aan de studie van de geschriften,
offerplechtigheden, verzakingen en liefdadigheid, en
bereiken het oorspronkelijke, allerhoogste
verblijf.'