De
basis-bekentenis van de filognosie
1 - Door
geboorte werd ik in het bestaan geroepen.
2 - Ik ben de mede-schepper van deze tekst, ook ik geef de tekst
gestalte.
3 - Mijn vader heet de tijd en mijn moeder wordt de materie genoemd.
4 - Ik ben een persoon, een integriteit van rede en logica.
5 - Het vermogen te redeneren is mij eigen en mijn wet is de logica.
6 - Mijn integriteit is de liefde van mijn vader en mijn moeder.
7 - Ik ben een kind van de tijd, de ruimte en de materie, want de
materie vermengde zich, in het krachtveld van de ether (de ruimte), in
liefde met de tijd.
8 - Ik ben mannelijk, en daarom van de tijd.
9 - Ik ben vrouwelijk, en daarom van de materie.
10 - De ziel is noch mannelijk, noch vrouwelijk en staat boven de tijd;
de ziel is de essentie van wat ik ben en deel: het etherische
verbindende element.
11 - Mijn liefde is de integriteit van het bewustzijn van de tijd, de
liefde van de tijd, de orde van de tijd.
12 - De liefde was er voor al het andere, want hij zette mijn vader en
moeder er toe mij te maken.
13 - De liefde is de bron van alle bestaan.
14 - Ik ben de liefde iets schuldig, daar het de liefde is waarvan ik
profiteer.
15 - Liefde is mijn God, en zo ben ik dan verplicht aan God.
16 - God is volkomen, het geheel; ik, als een deel, ben dus onvolkomen.
1 7 - God bracht de tijd en de materie tot liefde, en Zijn liefde werd
ik, de schepper en behouder van deze tekst.
18 - Ik ben de liefde van God die in het leven werd geroepen ter wille
van de integriteit van de rede en de logica om te scheppen en te
handhaven.
19 - Mijn wet is dus de logica en mijn logica is zo de dienaar van de
rede.
20 - De bedoeling van de rede, die met een zekere logica causaal is, is
mij de bron van mijn bestaan te herinneren: liefde.
21 - Liefde is de ware aard en de bedoeling van alle redenaties.
22 - Onredelijkheid is geen liefde maar in feite haat: bewuste afkeer
leidend tot vernietiging; de vernietiging van bewustzijn die zo de
onwetendheid geeft.
23 - Haat is het niet weten van de duivel, de demon, de vijand en de
duisternis.
24 - De werking van de haat is niet zozeer verhitte negativiteit alswel
kilte en onwetendheid; de haat tegen de natuur is met name kil en
berekenend.
25 - De onwetendheid van dieren is geen haat maar onverschilligheid, de
onverschilligheid van de godsbewusten is concentratie en verzonkenheid.
26 - Ik besta er voor een mens te zijn bij de genade van de rede die,
om de haat te overwinnen, voor de liefde is gebaseerd op de waarden ten
grondslag aan de geestelijke kennis: waarheid, zuiverheid, boete en
mededogen.
27 - Ik vecht niet tegen anderen met illusies, ik vecht met anderen
tegen illusies.
28 - De bedoeling van de hemel wordt gedefinieerd door achting en zorg.
29 - De werking van de liefde bestaat uit kennis; lust is het
ongeregelde ervan.
30 - De liefde voor en stabiliteit met de kennis is de bedoeling van de
orde van de tijd.
31 - De natuurlijke schepping van zon, maan en sterren is de maat voor
de orde van de tijd, de liefde voor de kennis ervan kent men bij het
woord filognosie.
32 - Aldus werd de filognosie geschapen als de liefde voor de kennis
aangaande de natuurlijke schepping.
33 - Het doel van mijn leven bestaat eruit de integriteit van de
filognosie te dienen en aldus gelukkig te zijn tezamen met anderen van
dezelfde overtuiging.
34 - Ik als een schepper van de filognosie wordt een wetenschapper
genoemd in het bestrijden van de illusie.
35 - Als wetenschapper respecteer ik de vier vormen van oorzakelijkheid
en de velden van handelen, intern zowel als extern.
36 - Wat betreft de oorzaak redeneer ik zowel naar de tijd toe als naar
de persoon toe, als naar de manifestatie toe, als naar de norm toe.
37 - Wat betreft de velden van handelen beweeg ik me extern thuis in
het privé, uit in de stad in vrije omgang, op mijn werk naar
contract en in de vereniging naar afspraak; intern betreft het een
evenwichtige dagindeling.
38 - Ik erken het bestaan van meer dan één schepper, want
ouders kunnen meer dan één kind verwekken.
39 - Na mijn materiële geboorte ben ik herboren uit de filognosie.
40 - Andere zonen en dochters dan ik mogen de zaken anders neerzetten,
zij kunnen herboren zijn naar andere begrippen van bestaan.
41 - De plicht van zonen is broeders te zijn - precies zoals dochters
zusters moeten zijn - en te leven in liefde voor hun gemeenschappelijke
ouders.
42 - Als de vader de tijd is en de moeder de materie, is de aarde het
thuis voor de broeders en de zusters.
43 - Zonen en dochters moeten vaders en moeders zijn voor zij die
jonger zijn.
44 - De orde in huis is de natuurlijke orde van de tijd, de orde van
God.
45 - Als de orde in de samenleving anders is dan die van God, heb ik de
plicht mij de orde van God te herinneren en die uit te dragen in mijn
gedrag.
46 - Degene die wedergeboorte nam uit de filognosie wordt een filognost
genoemd.
47 - De filognost had een leven voor dit leven en wordt in die zin dus
ook gekend bij de oude naam.
48 - Men werd geboren uit de ziel om zich bewust te zijn van de
filognosie van de orde van de tijd.
49 - Men werd een filognost ter wille van de liefde voor de
grondvesting van het geluk, opdat allen het geluk en de geborgenheid
zullen vinden.
50 - God kent men bij Zijn schepping, Zijn scheppers, de moeders der
schepping als zijnde een deel en geheel.
51 - De scheppers en de moeders moeten God onderkennen als de eenheid
in de verscheidenheid van hun culturen en de natuurlijke schepping.
52 - Een cultuur die de eenheid van de Oorspronkelijke Persoon van God
onderkent is vereist.
53 - God is een persoon omdat, zoals met de dag en de nacht, het
persoonlijke van God niet kan worden gescheiden van het onpersoonlijke
van Hem.
54 - De cultuur bestaat eruit samen te komen met de orde van de zon, de
maan en de sterrenhemel, om te mediteren, te zingen, te lezen, te
pratenen en te vieren de glorie van God, de arbeid, de vereniging en de
vrije associatie.
55 - De glorie van God wordt gekend aan de hand van verschillende
scheppers en dus zijn er verschillende culturen.
56 - De culturen hebben ieder hun eigen plaats in de geschiedenis, de
ene volgt op de andere met verschillende gemoedsgesteldheden in relatie
tot de manifestaties van de Oorspronkelijke Persoon.
57 - Nieuwe culturen van God werpen zich op naar noodzaak als de oude
tezamen met hun helden zijn gestorven ter wille van hun fixaties.
58 - Het is de plicht van de scheppers om de culturen, die zijn
ingesteld op de natuurlijke orde van de tijd, altijd dynamisch te
houden naar de wil van God, want God is het leven.
59 - De Oorspronkelijke Persoon van God wordt, in Zijn gemanifesteerd
zijn, de Fortuinlijke genaamd.
60 - De Fortuinlijke manifesteert zich als de integriteit van de
basisdisciplines van de ruimte, de materie en de tijd.
61 - De discipline aangaande de ruimte bestaat eruit om, met respect
voor het krachtveld van de cyclische en lineaire tijd dat de ether is,
van orde te zijn met de Geest van het Absolute van de Schepper.
62 - De discipline aangaande de materie bestaat er voor de
geïncarneerde persoon uit de onwetendheid van het gefixeerd zijn
te niet te doen, en zich de liefde en het licht van het levende wezen
te heugen.
63 - De discipline aangaande de tijd bestaat er voor de mens uit om de
orde van de geschapen culturen van respect voor de persoon, met achting
voor hun opeenvolgen in de geschiedenis, te behouden.
64 - De discipline betreffende de ruimte wordt de wetenschap genoemd,
de discipline die de materie betreft noemt men de spiritualiteit, en de
discipline met de tijd noemt men het persoonlijke.
65 - De wetenschap bestaat uit de beheersing van krachten, het
spirituele bestaat uit de beheersing van de liefde en het persoonlijke
bestaat uit tijdbeheer.
66 - De drie disciplines, resp. van een verlichte, een bevrijde of een
positieve logica, staan bekend als munten van dualiteit; ze hebben twee
kanten.
67 - De kop van de wetenschap is de filosofie, de muntzijde is het
paradigma van de wetenschap of het instrument van orde.
68 - De kop van het spirituele is de analyse die de leerschool biedt
als een wetenschappelijke vorm van kunst en de munt ervan is de
verbondenheid met achting voor de principes die de ziel definiëren.
69 - De kop van het persoonlijke is de religie of de cultuur van het
zich herinneren van de Fortuinlijke en de muntzijde van het
persoonlijke is het politieke van opponerende interpretaties of
commentaren.
70 - De drie munten van de discipline vormen de zes basisvisies in het
leven.
71 - De zes visies geven ons het boek, de tijdorde van de klok en de
kalender, de therapeut, de goeroe, de priester of de monnik, en de
politiek leider.
72 -Het boek is er vanwege de kennis en de ervaring ermee: de
intelligentie van de wijsheid die moet worden overgedragen.
73 - De tijdorde - lineair, cyclisch, en ervaren - is er om de
uitoefening van de macht, de controle, in het privé en in het
openbaar in goede banen te leiden.
74 - De therapeut is er vanwege de schoonheid, de harmonie en de deugd
van de zelfrealisatie om een model te zijn, een leidraad te vormen.
75 - De goeroe is er voor de verzaking in regelmatige boetedoening en
meditatie, terwille van de geestelijke en lichamelijke gezondheid en
integratie.
76 - De priester en de monnik zijn er vanwege de oorspronkelijke faam
van de Fortuinlijke opdat een ieder van heugenis en inzicht kan zijn
naar gelang de eigen traditie en plaats in de geschiedenis.
77 - De politicus is er met het maken van wetten, de uitvoering ervan,
en het controleren van de staat ermee, om iedereen te laten delen in de
welvaart, de rijkdom, middels belastingheffingen en staatsuitgaven.
78 - Aldus zijn er naast de zes visies, zes volheden die tezamen de
volle glorie van God bieden in de menselijke samenleving, te weten de
kennis, de macht, de schoonheid, de verzaking, de roem en de rijkdom.
79 - Voor iedere visie als zijnde het doel bestaat er een specifieke
volheid als zijnde het middel; onevenwichtigheid of dwaasheid is het
resultaat van een verkeerde koppeling en corruptie is het gevolg van
het houden van het kennismiddel voor het doel.
80 - Het foutief koppelen van de visie en de volheid wordt materialisme
genoemd zoals ook een gebrek aan filognostische integriteit met de
visies zelf, zelfs in balans zijnde, materialisme is, zij het dan een
-isme ter verdediging van het evenwicht.
81 - Materialisme staat bekend als het basis -isme, of de oorzaak van
de menselijke gespletenheid, en is het resultaat van een gebrek aan
filognostische of culturele integratie en harmonie met de natuur.
82 - Materialisme wordt, overeenkomstig de ontaarding met de vier
basiswaarden (zie 26), gekend in de vier syndromen van het afglijden in
chronische uitputting, seksuele perversie, economische
onevenwichtigheid en systematisch geweld.
83 - Materialisme is de algemene staat van onwetendheid van de persoon
die niet herboren is uit de negen leraren.
84 - Met achting voor de negen leraren is men geboren voor de tweede
maal na geboren te zijn uit de moeder.
85 - De negen leraren zijn de drie van de inwijding, de drie van
instructie en de drie van de intuïtie.
86 - De leraren van de inwijding staan bekend als de medegelovigen en
als gelijken.
87 - De leraren van instructie staan bekend als meesters of als
superieuren.
88 - De leraren van de intuïtie staan bekend als de halfgoden of
de inspirators.
89 - De drie leraren van de inwijding zijn: de therapeut die de
wetenschap verkondigt, de toegewijde die de meditatie uitdraagt en de
gelovige die de traditie predikt.
90 - De filognosten zijn doorgaans de gelovigen, de aanhangers die
voorbereiden op de traditie, maar de integriteit van de filognosie zelf
omvat alle leraren.
91 - De drie meesters van instructie zijn de professor en zijn
vertegenwoordigers in de opleidingen, de goeroe en zijn
geïnitieerde volgelingen, en de priester en zijn discipelen.
92 - De drie halfgoden van de intuïtie, ofwel de leraren van
binnen uit, zijn de archetypische schepper van de Geest van het
Absolute, de Vernietiger van de onwetendheid en de Handhaver van de
cultuur.
93 - De halfgoden kent men uitsluitend uit de geschriften en verdragen
geen uiterlijke verschijningsvorm, ze zijn ongezien, ze vormen de orde
van binnenuit.
94 - De Fortuinlijke gemanifesteerd in een menselijke gedaante is de
vertegenwoordiger van de filognosie die, niet corrupt in evenwicht met
volheid en visie, alle identiteiten dekt.
95 - De Fortuinlijke kan geen definitieve naam worden toegekend, want
wie ben ik om Hem aan deze of gene naam te binden? Dat is aan Hem.
96 - De Fortuinlijke kan zich in welke gedaante ook manifesteren die
Hij maar wenst, met inbegrip van de mijne.
97 - De identiteiten van de leraren behoren tot de ene klasse van de
identiteiten genaamd de begeleiding ofwel het intellect.
98 - De andere klassen zijn de identiteiten van de vriendschap ofwel
arbeid, van de verschaffing ofwel de handel en van het initiatief ofwel
het bestuur.
99 - Vriendschap laat de bekende zien, de partner, de metgezel en de
senior.
100 - De klasse van de verschaffing laat de identiteiten zien van de
assistent, de manager, de directeur en de commissaris.
101 - De heersende klasse van initiatief draagt de verantwoordelijkheid
met de identiteiten van de held, de leider, de politicus en de adviseur.
102 - De identiteiten van de begeleiding zijn de leerling, de raadsman
of de leraar, de kluizenaar en de priester.
103 - Bij elkaar zijn er zestien fundamentele identiteiten of
statusoriëntaties, die terug te voeren zijn op de vier klassen (de
oriëntatie) en de vier leeftijdsgroepen (de status).
104 - De klassen zijn de maatschappelijke lagen of
beroeps-oriëntaties deels bepaald door de geboorte en deels door
de vrije wil, en de vier leeftijdsgroepen zijn de de geestelijke
afdelingen van de burgerlijke status bepaald door de natuur. Ook de
maatschappelijke strata vormen een natuurlijke verdeling.
105 - Qua status zijn er de jongeren (studenten), de jong-volwassenen
(gehuwden), de middelbaren (teruggetrokkenen) en de bejaarden
(verzakers).
106 - De zestien statusoriëntaties moeten, terwille van een
evenredig democratisch bestuur, gelijkelijk worden vertegenwoordigd in
kiesgroepen.
107 - Politieke partijen hebben geen macht over de kiesgroepen waar ze
mogelijk invloed op hebben, want ze zijn vastgelegd door de natuur.
108 - De ministeries moeten worden ingericht naar de orde van de
kiesgroepen die naar de natuur van de klasse en de leeftijdsverschillen
werden ingesteld.
109 - Kiesgroepen worden parlementair vertegenwoordigd door burgers
verkozen door de gewone man die tot die groep behoort.
110 - Een filognostisch bestuur bestaat uit zestien ministers welke
democratisch zijn gerekruteerd uit de zestien kiesgroepen. Hun leider
kiezen ze zelf.
111 - De beste van de kiesgroep is automatisch de minister van dat
departement.
De voorzitter van de kiesgroep moet de dualiteit van de staat handhaven.
112 - Voor een goed bestuur is een optimaal aansluiten van wetgevende
en uitvoerende macht gewenst. Zo ook is er een raad van ouderen, een
senaat.
113 - Het hoofd van de staat die leiding geeft aan de ministers kan
democratisch worden verkozen voor de termijn van vier jaren of bij
geboorte opvolgen en zijn positie behouden bij de genade van een door
het volk vertrouwd adellijk huis. De minister-president is
verantwoordelijk voor het contact met het staatshoofd.
114 - Corruptie van de adel in het niet vertegenwoordigen van de
filognosie zal resulteren in een republiek geleid door een gekozen
staatshoofd.
115 - Corruptie van het republikeinse staatshoofd, van de president,
zal leiden tot een grote val van de regering en een eventueel opnieuw
inzweren van een meer stabiel adellijk huis.
116 - Corruptie van een of meer ministers, leidt tot een kleine val van
de regering en vervroegde verkiezingen om een nieuwe regering aan te
stellen.
117 - De termijn voor een presidentschap kan voor het leven zijn zolang
als de mensen ieder schrikkeljaar zijn/haar mandaat verlengen door een
meerderheidsbesluit.
118 - Verdienstelijkheid in de filognosie is het criterium voor het
behoud van iemands positie op ieder niveau van regeren.
119 - Despotisme is het gevolg van een foutief streven naar macht in de
politiek, want macht wordt ingesteld door de wetenschap, terwijl de
politiek er is om de rijkdom te regelen; dus zijn wettelijke
tijdregelingen astronomisch.
120 - De verwarring van het despotisme wordt gekend aan de hand van het
zich, met of zonder repressie, manifesteren van de politieke partijen
als eenzijdige en politiek opponerende opties van maatschappelijke orde
naar de vier burgerlijke deugden.
121 - De vier burgerlijke deugden zijn de regulatie van persoonlijke
verlangens, de economie, verlichting in privé-verplichting en
bevrijding in vereniging.
122 - Persoonlijk verlangen dat leidt tot het zich identificeren met
het eigen lichaam in de publieke sfeer, in de vrije omgang, wordt
geregeld bij de orde van de zonnekalender ingedeeld naar de orde van de
maan.
123 - De privé-plicht die leidt tot de religie thuis en in het
gezinsleven, is met vaste data in het veld der intelligentie geregeld
als de tegenhanger van het persoonlijke verlangen in de publieke sfeer
met de zonnekalender.
124 - Het economisch belang wordt geregeld aan de hand van de maan-orde
als het belang van het vrij ondernemen en de zakelijkheid op de legale
dagen van arbeid met als tegenhanger de lunaire signaaldagen van de
maanfasen.
125 - De bevrijding wordt geregeld op de legaal bevestigde lunaire
signaaldagen van het nalaten van zakelijke activiteiten waarop men zijn
lidmaatschap viert van een zekere club of specifieke religie.
126 - Het veld der bevrijding is niet persé religieus, omdat
men, naast andere vormen van vereniging, ook als een kluizenaar mag
studeren en leven aan de hand van de geschriften.
127 - De vier velden weerspiegelen de dimensies van de kwantiteit, het
individuele afgezet tegen het gezamenlijke, en de dimensies van de
kwaliteit, het abstracte geplaatst tegenover het concrete.
128 - Evenwicht wat betreft de vier velden van handelen naar de
burgerdeugden (121) houdt de democratie van de staat in en evenwicht in
het functioneren van de democratische kiesgroepen.
129 - Er is voor de persoonlijke integratie eveneens het belang van het
uitbalanceren naar de innerlijke velden van het initiatief tegenover
het ontvankelijke, het emotionele tegenover het intellectuele, en de
tijd tegenover de plaats; uitgebalanceerd is men beheerst met het
krachtveld van de ether.
130 - Evenwicht wordt alleen maar bereikt door trouw te zijn aan de
regulerende beginselen welke de stabiliteit verzekeren van het
bewustzijn van de ziel, het zelf van de principes
131 - De vier regulerende principes vormen de grondslag van de wet en
de logica van de menselijkheid, te weten: niet te liegen, niet
ontuchtig te zijn, niet te doden, en niet te stelen.
132 - Overtreden van de basisregels leidt tot materialisme en
onevenwichtigheid in de achting voor de zes gezichtspunten en volheden;
derhalve is de ideale filognost iemand die 1) zijn klok en weekorde met
de zon gelijk zet, 2) een vegetariër is, 3) celibatair is tenzij
hij kinderen verwekt, en 4) in principe iemand die zijn werk doet voor
een uitkering of basis-inkomen - een niet-ideale filognost noemt men
een profiteur.
133 - Er is enkel stabiliteit van de intelligentie bij genade van de
intuïtie die is afgeleid van de schriftuurlijke waarheid.
134 - Intuïtie in de volwassen staat wordt bereikt door initiatie
en instructie tijdens de jeugd.
135 - Ontsporen van volwassenen in de samenleving, door het gebrekkig
of niet afdoen van het profiteren, vereist inwijding en instructie van
volwassenen.
136 - De gerijpte optie van een volwassen soevereiniteit wordt geweld
aangedaan door wedergeboorte later in het leven, maar dat wordt
overtroffen door de noodzaak ervan.
137 - Een volwassen optie van soevereiniteit die geweld is aangedaan
wordt een val genoemd.
138 - De remedie voor de gevallen staat is zuivering in dienst aan de
integriteit van de filognosie.
139 - Iedere filognostische samenleving behoort altijd toe te staan dat
mensen beantwoorden aan de roep om voor God te leven als een kluizenaar
of als een zich anderszins inzettende filognost.
140 - Zonder de toestemming een geestelijk leven te mogen leiden is er
geen zuivering mogelijk; samenlevingen die het ontbreekt aan een
dergelijke permissie zullen gebukt gaan onder grote en kleine
valpartijen met de onzuivere staat van bestuur die daarbij hoort.
141 - De economische basis van de filognosie is de sociale zekerheid,
het leven van een uitkering of basis-inkomen.
142 - Zij die van een uitkering leven behoren, tenzij ze een andere
keuze maken, tot de intellectuelen, hoe twijfelachtig hun discipline
ook moge zijn, aangezien zij de plicht hebben de cultuur te begrijpen
en het voordeel van de boete in te zien.
143 - Als al de leden van de samenleving filognostisch zijn, doet ieder
zijn dienst het vrijwillig stellend zonder meer inkomen dan de sociale
zekerheid, ook al mag men het met meer.
144 - Niet alle leden van de staat hoeven van een filognostische
bekentenis te zijn, een filognostisch leven moet - het lot daargelaten
- een vrije keuze zijn, zelfs al is een meerderheid van de mensen
filognostisch.
145 - Een filognost kan naar het zelf een beginner zijn, naar het ego
een ervaren iemand of naar de wijsheid een erkende filognost wezen.
146 - Men is formeel een filognost bij de, in het bijzijn van getuigen,
naar de regulerende principes van regel 26, 131-132 & 170 afleggen
de gelofte van 'waarachtig en trouw beloof ik te zullen delen en
helpen'.
147 - Van lippendienst aan de gelofte, maar het tegendeel bewijzend als
men zich afzet tegen de verdienste van de filognosie, resulteert in het
ontbinden van de gemaakte afspraken.
148 - Het ligt in de bedoeling van de maatschappelijke orde van de
filognosie om iedere individuele burger en cultuur te incorporeren,
daar haar syncretie (de syncretisch gevonden eenheid) alomvattend is.
149 - Het jaartal van een beschaving wordt bepaald door de leeftijd van
de kalender gebruikt en niet door een individuele leider van een
religie die slechts een deel van de geschiedenis van de beschaving dekt.
150 - Geld houdt verantwoordelijkheid in en passief kapitaal is de dood
van de economie; daarom moet de kapitaalstroom worden verzekerd door de
regering die accumulaties aan banden legt.
151 - De functie van de regering in economische zin is dezelfde als die
van het hart dat bloed rondpompt door het lichaam.
152 - Zoals iedere cel en orgaan in het lichaam rechtstreeks of
indirect verbonden moet zijn en gevoed worden door de bloedstroom, moet
ook ieder menselijk wezen en ieder instituut verbonden zijn in de
geldstroom.
153 - Het uitsluiten van mensen van de legale economie is verboden,
daar uitgestotenen in criminelen en gekken zullen veranderen die ieder
hun eigen idee van economie er op nahouden.
154 - Voor mensen zonder talent voor het omgaan met geld moet zorg
worden gedragen op een familiale manier zoals met ouders die zorgen
voor kinderen.
155 - Men mag discrimineren naar leeftijd en beroep, niveau van
abstractie en ervaring, maar niet naar ras, religie, geslacht of
seksuele voorkeur.
156 - Een strafrechtelijke veroordeling en insluiting behoort altijd te
leiden tot het in ere herstellen van de oorspronkelijke orde van de
staat.
157 - Strafinrichtingen moeten altijd de filognostische orde van de
vrije samenleving emuleren in het heropvoeden, herscholen, van de
delinquent.
158 - Onderwijs moet er altijd zijn om te bevorderen, aan te moedigen,
in te stellen, aan te leren, en te bekrachtigen, het niveau van
abstractie en de ervaring van iedere leerling met achting voor de
persoonlijke stijl.
159 - Zowel als praktische, concrete oefening, als het trainen van het
abstractie-vermogen moet worden verzekerd in alle afdelingen van het
onderwijssysteem, evenals het indivudueel en groepsgewijze leren.
160 - Het abstractievermogen kent men aan de hand van de individuele
maatschappelijke profilering van de acht niveaus van overstijging van
de eed, de regulatie, de houding, de adembeheersing, het inwaarts
gericht zijn, het concentreren, het mediteren en de verzonkenheid.
161 - Wat betreft zijn scholing mag een afgestudeerde altijd weer
dezelfde studievergunning claimen om zijn kennis te kunnen bijwerken.
162 - Alle leergangen moeten, up to date, publiekelijk beschikbaar zijn
op het internet, zodat iedere tak van scholing en iedere burger de kans
heeft kennis te nemen van, en begrip te krijgen voor, zijn eigen en de
andere leergang.
163 - Ieder volwassen lid van de samenleving, maar niet de bejaarde,
heeft, vrijwillig dan wel contractueel werkend - werkeloosheid bestaat
er filognostisch niet -, de plicht zijn diensten aan te bieden ter
compensatie van de basis van de sociale zekerheid die een ieder geboden
wordt als een keuzemogelijkheid in het leven.
164 - De sollicitatieplicht geldt relatief naar de persoonlijke
statusoriëntatie.
165 - De intellectueel dient, individueel dan wel groepsgewijs te
publiceren, met in gedachten dat digitaal openbaar maken in principe
afdoende is, en dat dat een voorwaarde vormt zelfs voor materieel
publiceren, anders wordt het als ongewenst beschouwd.
166 - De politicus behoort campagne te voeren, om contact te houden met
de achterban, met daarbij de toestemming inbegrepen een groep van
overheidsdienaren te vertegenwoordigen met dezelfde plichtsbetrachting.
167 - De ondernemer behoort te adverteren in etalages en in de media,
maar niet per telefoon, per slakkenpost of email.
168 - De normale werknemer behoort voor zijn carriére, die de
ontwikkeling van zijn ervaring weerspiegelt, te solliciteren met een
curriculum vitae..
169 - De filognostische orde is altijd verplicht de mensenrechten te
respecteren zowel als de individuele identiteit van een persoon.
170 - Alle basisidentiteiten en de daartoe geldende wetten en regels
recht doen, in de liefde zuiver zijn, naar waarheid de natuurlijke orde
te achten zonder escapisme, en het vermijden van alle niet
noodzakelijke geweld jegens alle levende wezens, vormt de grondslag van
de filognostische bekentenis.
Aldus
de filognostische bekentenis zoals opgetekend door Aadhar 12-05-06